Een beter milieu afdwingen? Makkelijker gezegd dan gedaan!

De cijfers liegen er niet om. Als wij mensen op de huidige voet blijven doorleven dan raakt de aarde uiteindelijk uitgeput. Dit vraagt om verandering. Zijn we bereid om onze leefgewoonten drastisch aan te passen ten gunste van de toekomstige generaties? En nog belangrijker, zijn we ook bereid om dit bij anderen af te dwingen?

Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/eten-wereld-aarde-milieu-global-1495368/), CC0 (https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/deed.nl)Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/eten-wereld-aarde-milieu-global-1495368/), CC0 (https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/deed.nl)

Wat is de impact van jouw persoonlijke levensstijl op onze aarde? Een manier om dit inzichtelijk te maken is door uit te rekenen hoeveel ruimte er nodig is voor de productie en afvalverwerking van alle voedsel-, energie- en andere levensbehoeften die jij per jaar consumeert. Deze hoeveelheid ruimte is jouw ‘ecologische voetafdruk’ (bereken het hier zelf: http://voetafdruktest.wnf.nl). De gemiddelde ecologische voetafdruk van alle mensen op de wereld is nu 2,3 hectare. Dat blijkt uit het Living Planet Report (2016) dat het Wereld Natuur Fonds onlangs heeft gepubliceerd. Als je bedenkt dat er wereldwijd voor ieder mens maar 1,7 hectare beschikbaar is en de gemiddelde Nederlander momenteel zelfs 5,3 hectare verbruikt, dan wordt duidelijk dat onze ecologische voetafdruk vele malen groter is dan wat de aarde ons kan leveren. Simpel gezegd komt het erop neer dat de mensheid voor haar huidig verbruik van natuurlijke hulpbronnen (zoals aardolie, hout, drinkwater, zuurstof) eigenlijk een aarde nodig heeft die ruim anderhalf keer zo groot is. Deze alarmerende cijfers vragen om verandering als we willen voorkomen dat de natuurlijke hulpbronnen op aarde uitgeput raken. Maar is de mensheid hiertoe in staat? Willen we onze leefgewoonten drastisch aanpassen ten gunste van toekomstige generaties? En zijn we ook bereid dit gemeenschappelijke belang te promoten en beschermen als het wordt bedreigd door anderen die hiertoe de noodzaak niet inzien?

Sociale dilemma’s en het meeliftersprobleem

De hierboven geschetste milieuproblematiek is wat in de wetenschappelijke literatuur bekend staat als een sociaal dilemma. In sociale dilemma’s is het eigenbelang van mensen in conflict met het gemeenschappelijk belang (Dawes, 1980). Neem bijvoorbeeld het verbruik van schoon drinkwater bij het douchen. Hoe verleidelijk het ook is om lang te douchen, dit persoonlijke gemak is in strijd met het gemeenschappelijk belang van water- en energiebesparing. In het ergste geval, als mensen teveel schoon drinkwater verbruiken, kan dit er zelfs toe leiden dat de drinkwaterproductie niet meer toereikend is om iedereen van schoon drinkwater te voorzien (Hardin, 1968). Er is sprake van een ‘dilemma’ omdat aangenomen wordt dat al het menselijk gedrag in feite terug te leiden valt naar het hedonistische principe van het zoeken naar plezier en het vermijden van pijn (Kahneman, Diener, & Schwarz, 1999). Voor een persoon is het dus aantrekkelijker om het eigenbelang te dienen – lekker lang douchen! – dan om het gemeenschappelijk belang te dienen. Maar dit non-coöperatieve gedrag kan desastreuze gevolgen hebben voor iedereen als de productie van schoon drinkwater hierdoor wordt overbelast. Kortom, de meest aantrekkelijke optie voor een individu is juist de minst aantrekkelijke optie voor het collectief in sociale dilemma’s (Kollock, 1998).

Over de jaren is er een enorme hoeveelheid onderzoek verricht om uit te zoeken hoe mensen zich gedragen in sociale dilemma’s (voor een recent overzicht, zie Van Lange, Joireman, Parks, & Van Dijk, 2013). Het beeld dat naar voren komt uit deze onderzoeken is dat de mens over het algemeen best bereid is om haar eigenbelang opzij te zetten voor het gemeenschappelijke belang. Deze bereidwilligheid is echter erg fragiel en neemt snel af als men de indruk krijgen dat er anderen zijn die meeliften op hun coöperatieve gedrag. Slechts een paar van dergelijke ‘rotte appels’ in de groep zorgt er al voor dat een breed gedragen bereidheid om het gemeenschappelijke belang te dienen wordt ondermijnd (Kerr et al., 2009). Betekent dit dat het gemeenschappelijke belang in sociale dilemma’s – een leefbare wereld voor toekomstige generaties! – altijd het onderspit zal delven zodra de onvermijdelijke meelifters om de hoek komen kijken? Gelukkig blijkt dit mee te vallen.

Een mogelijke oplossing voor het meeliftersprobleem in sociale dilemma’s

De laatste decennia is er steeds meer onderzoek gedaan naar de vraag of de mens in staat is om het hierboven beschreven meeliftersprobleem een halt toe te roepen. Dit onderzoek kwam in een stroomversnelling door het inzicht dat mensen eerder geneigd zijn om het gemeenschappelijke belang na te streven als men onderling kan worden gestraft (Fehr & Gächter, 2002; Ostrom, Walker, & Gardner, 1992; Yamagishi, 1986). De mogelijkheid om ongewenst gedrag te bestraffen met bijvoorbeeld financiële boetes, sancties of beperkingen heeft op de lange termijn namelijk een afschrikkende werking op potentiele meelifters, mits duidelijk is dat deze bestraffingen daadwerkelijk worden uitgedeeld (Yamagishi, 1986). Waar het in eerste instantie aantrekkelijk was om het eigenbelang te dienen ten koste van het gemeenschappelijke belang, zorgt (de dreiging van) een straf er dus voor dat dergelijk non-coöperatief gedrag minder aantrekkelijk wordt omdat het meelifters uiteindelijk minder zal opleveren (Balliet, Mulder, & Van Lange, 2011; Van Dijk, Molenmaker, & De Kwaadsteniet, 2015).

Een andere manier om non-coöperatief gedrag te ontmoedigen is het gebruik van beloningen voor coöperatief gedrag. Net als bestraffingen kunnen beloningen zoals financiële bonussen, cadeaus of privileges ervoor zorgen dat mensen eerder geneigd zijn om het gemeenschappelijke belang na te streven (McCusker & Carnevale, 1995; Rand, Dreber, Ellingsen, Fudenberg, & Nowak, 2009; Sutter, Haigner, & Kocher, 2010). Door te belonen wordt niet alleen duidelijk welk gedrag gewenst is, het kan ook als stimulans dienen voor mensen die zich al coöperatief gedragen (Balliet et al., 2011; Van Dijk et al., 2015). Door het gemeenschappelijke belang te promoten met beloningen en te beschermen met bestraffingen zou de mensheid dus in staat moeten zijn het meeliftersprobleem in sociale dilemma’s op te lossen.

Het is echter van belang om op te merken dat het niet vanzelfsprekend is dat mensen bereid zijn om coöperatief gedrag te belonen en non-coöperatief gedrag te bestraffen. Belonen en bestraffen in sociale dilemma’s is namelijk kostbaar in termen van tijd, moeite en geld (Yamagishi, 1986). Om terug te komen op het voorbeeld van (te) lang douchen: het bijhouden van ieders drinkwaterverbruik, het bepalen wanneer er moet worden beloond of gestraft en het daadwerkelijk uitdelen van de beloningen of bestraffingen is een enorm arbeidsintensieve onderneming waaraan veel kosten zijn verbonden. Ondanks dat deze taken doorgaans de verantwoordelijkheid zijn van de overheid en/of waterleidingsbedrijven, moeten mensen het er wel mee eens zijn dat hun belastinggeld wordt ingezet voor de bekostiging van dergelijke beloon- en strafsystemen. Hoe bereidwillig zijn mensen hiertoe, wanneer het gemeenschappelijke belang van water- en energiebesparing wordt bedreigd als er teveel schoon drinkwater wordt verbruikt? Of in algemenere zin, willen mensen dat coöperatief gedrag wordt beloond en non-coöperatief gedrag wordt bestraft? En zijn ze ook bereid deze middelen zelf ter hand te nemen om zo het gemeenschappelijke belang te promoten en beschermen?

De (on)bereidheid om te belonen en straffen in sociale dilemma’s

Bij de sectie Sociale en Organisatiepsychologie van de Universiteit Leiden wordt veel onderzoek gedaan naar het beloon- en strafgedrag van mensen in sociale dilemma’s. Dit onderzoek laat zien dat emoties zoals blijdschap en boosheid een belangrijke rol spelen bij de bereidheid om te belonen en straffen in sociale dilemma’s (De Kwaadsteniet, Rijkhoff, & Van Dijk, 2013; Seip, Van Dijk, & Rotteveel, 2014). Des te bozer mensen zijn vanwege andermans meeliftgedrag, des te meer ze geneigd zijn dit non-coöperatieve gedrag te bestraffen. Deze emoties blijken niet alleen te ontstaan in sociale dilemma’s waarin mensen zelf bevoordeeld of benadeeld worden door andermans gedrag. Ook als ze zelf niet direct betrokken zijn bij de situatie en het slechts ‘zien gebeuren’, dan nog roept dit vaak een emotionele reactie op die ze er toe beweegt om het coöperatieve gedrag te belonen en het non-coöperatieve gedrag te bestraffen. Zelfs als ze weten dat hieraan kosten zijn verbonden.

Het is echter belangrijk te beseffen dat er niet alleen psychologische processen zijn, zoals de hierboven genoemde emoties, die de bereidheid om te belonen en bestraffen bevorderen. Er kunnen ook psychologische processen zijn die deze bereidheid juist belemmeren. Een belangrijk principe waar mensen zich bijvoorbeeld vaak aan houden is om terughoudend te zijn met het schaden van anderen, zelfs als de totale opbrengst hiervan groter is dan de toegebrachte schade (Baron, 1993, 1995). Dit wordt het do-no-harm principe genoemd. Toegepast op het gebruik van beloningen en bestraffingen zou je dus kunnen verwachten dat mensen minder bereid zijn om non-coöperatie te straffen dan om coöperatie te belonen. Immers, straffen – maar niet belonen – impliceert dat je iemand een bepaalde vorm van schade toebrengt.

In een reeks van experimenten hebben wij deze verwachting getoetst door zowel de bereidheid om te belonen als de bereidheid om te straffen in sociaal dilemma situaties te meten (Molenmaker, De Kwaadsteniet, & Van Dijk, 2014, 2016). Proefpersonen kregen bijvoorbeeld een situatie voorgelegd waarin groepsleden geld konden pakken uit een gezamenlijke pot of in de pot konden laten zitten. Gepakt geld mochten ze zelf houden. Maar geld dat ze in de pot lieten zitten werd verdubbeld en gelijk verdeeld over alle groepsleden, ongeacht of deze andere groepsleden zelf wel geld hadden gepakt uit de gezamenlijke pot. Anders gezegd, proefpersonen konden het groepsbelang dienen door veel geld in de gezamenlijke pot te laten zitten omdat iedereen daarvan meeprofiteert ( coöperatief gedrag). Maar juist omdat iedereen meeprofiteert, konden groepsleden er ook voor kiezen om zelf veel geld uit de pot te pakken, en aldus mee te liften op de andere groepsleden die weinig geld uit de pot pakken ( non-coöperatief gedrag).

Proefpersonen kregen vervolgens de mogelijkheid het keuzegedrag van de andere groepsleden financieel te belonen of te bestraffen. Wat blijkt? Mensen zijn minder bereid om non-coöperatief gedrag te bestraffen dan om coöperatief gedrag te belonen. Wanneer mensen de beschikking hebben over zowel beloningen als bestraffingen, heeft zelfs de overgrote meerderheid de neiging om af te zien van straffen – waardoor non-coöperatie ongestraft blijft – en kiezen ze er liever voor om coöperatie te belonen. Deze terughoudendheid met straffen kan voor een deel worden toegeschreven aan het feit dat mensen zich persoonlijk verantwoordelijk voelen voor de schade die ze een ander aandoen (Molenmaker et al., 2016). Mensen zijn namelijk minder terughoudend als ze de straf gezamenlijk met anderen uitdelen in plaats van alleen. Kortom, mensen lijken een ‘psychologische drempel’ over te moeten om non-coöperatief gedrag te bestraffen, maar niet om coöperatief gedrag te belonen. Ga zelf maar na, kost het je niet veel meer moeite om juist diegene aan te spreken die zich ongewenst gedragen – “moet dat nou, die milieuvervuilende auto” – dan om andermans gewenst gedrag te complementeren – “lekker bezig, met de fiets naar je werk”?

Toch lijkt het noodzakelijk dat mensen zich over deze psychologische drempel heen zetten willen we de huidige milieuproblematiek een halt toe kunnen roepen. De formele strafsystemen die overheden hanteren, zoals de hoge parkeertarieven in de stad, accijnzen op luxe producten en afvalstoffenheffing, zijn in de praktijk niet altijd even effectief in het ontmoedigen van milieuonvriendelijk gedrag. Er zullen altijd mensen blijven die op zoek gaan naar manieren om dergelijke straffen te ontwijken (Mulder, Van Dijk, De Cremer, & Wilke, 2006). Bijvoorbeeld door de auto in woonwijken aan de rand van de stad te parkeren, luxe producten op de zwarte markt te kopen en afval in de natuur te dumpen. Als we willen dat mensen hun gedrag daadwerkelijk blijvend veranderen ten gunste van toekomstige generaties, dan is het dus van cruciaal belang dat wij bereid zijn om elkaar te complimenteren voor gewenst gedrag en aan te spreken op ongewenst gedrag. Oftewel: een beter milieu begint niet alleen bij jezelf, maar ook bij het afdwingen ervan bij anderen.

Referenties

  • Balliet, D., Mulder, L. B., & Van Lange, P. A. M. (2011). Reward, punishment, and cooperation: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 137(4), 594-615. doi: 10.1037/a0023489
  • Baron, J. (1993). Heuristics and biases in equity judgments: A utilitarian approach. In B. A. Mellers & J. Baron (Eds.), Psychological perspectives on justice: Theory and applications. (pp. 109-137). New York, NY: Cambridge University Press. doi: 10.1017/CBO9780511552069.007
  • Baron, J. (1995). Blind justice - Fairness to groups and the do-no-harm principle. Journal of Behavioral Decision Making, 8(2), 71-83. doi: 10.1002/bdm.3960080202
  • Dawes, R. M. (1980). Social dilemmas. Annual Review of Psychology, 31, 169-193. doi: 10.1146/annurev.ps.31.020180.001125
  • De Kwaadsteniet, E. W., Rijkhoff, S. A. M., & Van Dijk, E. (2013). Equality as a benchmark for third-party punishment and reward: The moderating role of uncertainty in social dilemmas. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 120(2), 251-259. doi: 10.1016/j.obhdp.2012.06.007
  • Fehr, E., & Gächter, S. (2002). Altruistic punishment in humans. Nature, 415(6868), 137-140. doi: 10.1038/415137a
  • Hardin, G. (1968). The tragedy of the commons. Science, 162(3859), 1243-1248. doi: 10.1126/science.162.3859.1243
  • Kahneman, D., Diener, E., & Schwarz, N. (1999). Well-being: The foundations of hedonic psychology. New York, NY: Russell Sage Foundation.
  • Kerr, N. L., Rumble, A. C., Park, E. S., Ouwerkerk, J. W., Parks, C. D., Gallucci, M., & Van Lange, P. A. M. (2009). "How many bad apples does it take to spoil the whole barrel?": Social exclusion and toleration for bad apples. Journal of Experimental Social Psychology, 45(4), 603-613. doi: 10.1016/j.jesp.2009.02.017
  • Kollock, P. (1998). Social dilemmas: The anatomy of cooperation. Annual Review of Sociology, 24, 183-214. doi: 10.1146/annurev.soc.24.1.183
  • McCusker, C., & Carnevale, P. J. (1995). Framing in resource dilemmas - Loss aversion and the moderating effects of sanctions. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 61(2), 190-201. doi: 10.1006/obhd.1995.1015
  • Molenmaker, W. E., De Kwaadsteniet, E. W., & Van Dijk, E. (2014). On the willingness to costly reward cooperation and punish non-cooperation: The moderating role of type of social dilemma. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 125(2), 175-183. doi: 10.1016/j.obhdp.2014.09.005
  • Molenmaker, W. E., De Kwaadsteniet, E. W., & Van Dijk, E. (2016). The impact of personal responsibility on the (un)willingness to punish non-cooperation and reward cooperation. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 134, 1-15. doi: 10.1016/j.obhdp.2016.02.004
  • Mulder, L. B., Van Dijk, E., De Cremer, D., & Wilke, H. A. M. (2006). When sanctions fail to increase cooperation in social dilemmas: Considering the presence of an alternative option to defect. Personality and Social Psychology Bulletin, 32(10), 1312-1324. doi: 10.1177/0146167206289978
  • Ostrom, E., Walker, J., & Gardner, R. (1992). Coverants with and without a sword: Self-goverance is possible. American Political Science Review, 86(2), 404-417. doi: 10.2307/1964229
  • Rand, D. G., Dreber, A., Ellingsen, T., Fudenberg, D., & Nowak, M. A. (2009). Positive interactions promote public cooperation. Science, 325(5945), 1272-1275. doi: 10.1126/science.1177418
  • Seip, E. C., Van Dijk, W. W., & Rotteveel, M. (2014). Anger motivates costly punishment of unfair behavior. Motivation and Emotion, 38(4), 578-588. doi: 10.1007/s11031-014-9395-4
  • Sutter, M., Haigner, S., & Kocher, M. G. (2010). Choosing the carrot or the stick? Endogenous institutional choice in social dilemma situations. Review of Economic Studies, 77(4), 1540-1566. doi: 10.1111/j.1467-937X.2010.00608.x
  • Van Dijk, E., Molenmaker, W. E., & De Kwaadsteniet, E. W. (2015). Promoting cooperation in social dilemmas: The use of sanctions. Current Opinion in Psychology, 6, 118-122. doi: 10.1016/j.copsyc.2015.07.006
  • Van Lange, P. A. M., Joireman, J. A., Parks, C. D., & Van Dijk, E. (2013). The psychology of social dilemmas: A review. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 120(2), 125-141. doi: 10.1016/j.obhdp.2012.11.003
  • WWF. (2016). Living Planet Report 2016. Risk and resilience in a new era. WWF International, Gland, Switzerland.
  • Yamagishi, T. (1986). The provision of a sanctioning system as a public good. Journal of Personality and Social Psychology, 51(1), 110-116. doi: 10.1037/0022-3514.51.1.110