Leugendetectie: hardnekkige mythes en nieuwe wetenschappelijke beloftes

In 2012 werd een Afro-Amerikaanse jongen door een buurtwachter doodgeschoten. In deze geruchtmakende zaak wees een leugentest uit dat de buurtwachter uit zelfverdediging handelde. Alleen was de gebruikte test helemaal niet betrouwbaar, die legt immers hooguit stress vast. Hoe kan je dan wel achterhalen of iemand liegt? Liegen vraagt extra mentale inspanning en moderne leugentests proberen zo leugenaars te ontmaskeren.

 Afbeelding van Flickr (https://www.flickr.com/photos/chewie/3034903278/in/photolist-5CbF1A-a9HhR7-e9zpbt-8N93UG-6jfGM7-a9EuWt-6JPJVc-bs1npB-8ZwiUZ-2X56nQ-e7j34i-cCiYr-e9F4Zy-6QeSuc-cpwr75-f2WXN2-aAepZZ-dbU18-7uXYZY-6sNFwR-jXe2g-4PXziJ-e9Fb2U-6fzg1w-dtJsWH-cCjDM-cCj8i-fAEnDm-iSBXQg-egeYEb-8hfhD7-eg9faK-cCfZT-cCgbZ-e9zuY6-cCju6-cCpxu-71vxNV-cCiHf-cCfPJ-cCgoA-cCjjp-eg99n6-asTJTm-e9FawE-e9zuEk-e9zvjx-e9F5ho-e9zvwa-duqd87), CC BY-SA 2.0 (https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0/)

De Zaak Zimmerman

 

Op 26 februari 2012 in Sanford, Florida, ging de 17-jarige Afro-Amerikaanse Trayvon Martin ´s avonds naar de winkel om snoep en frisdrank te kopen. Op zijn terugweg naar huis, werd hij opgemerkt door buurtwachter George Zimmerman die hem verdacht vond en de politie waarschuwde. Wat er vervolgens precies gebeurd is, blijft onduidelijk. Wel duidelijk is dat er een confrontatie kwam tussen beide mannen en dat de ongewapende Trayvon door de buurtwachter werd doodgeschoten. De zaak leidde tot een enorme controverse, mede omwille van de vermeende racistische inslag, het klungelige politieonderzoek, de lokale wetgeving die burgers verregaande rechten geeft hun eigendommen te beschermen, en het feit dat Zimmerman initieel niet werd aangeklaagd. Uiteindelijk werd Zimmerman wel aangeklaagd, waarbij hij door de jury werd vrijgesproken. President Barack Obama verklaarde daarop: ”Trayvon Martin, dat kon ik zijn, 35 jaar geleden”. De plaatselijke politiecommissaris verdedigde de wijze waarop zijn korps het onderzoek had uitgevoerd, en stelde dat ze enkel uit waren op de waarheid. Om de waarheid naar boven te halen, werd Zimmerman de dag na de feiten aan een klassieke leugentest onderworpen, waarbij stress gedetecteerd wordt in het stemgeluid. Er werden hem 9 vragen gesteld, onder meer of hij zelf de confrontatie had gezocht en of hij gevreesd had voor zijn eigen leven (zie Box1). Het resultaat van de test was: ´Geen indicatie voor bedrog´, met andere woorden, Zimmerman sprak de waarheid.

 

Box1. De leugentest waarmee de politie trachtte te achterhalen of George Zimmerman de waarheid sprak over de dood van Trayvon Martin. De volledige stemtest kan bekeken worden op http://www.youtube.com/watch?v=S6cN-mTZTjA. Merk op dat Zimmerman gevraagd werd te liegen bij de controlevragen.

 

 

Is je naam Geore [irrelevant]? Ja

Is de kleur van de muur groen [controle]? ´Neen´

Is het vandaag maandag [irrelevant]? ‘Ja’

Confronteerde je de man die je hebt neergeschoten [relevant]? ´Neen´

Is het nu de maand februari [irrelevant]? ‘Ja’

Vreesde je voor je leven toen je de man neerschoot [relevant]? ´Ja´

Zijn we in de stad Sanford [irrelevant]? ‘Ja’

Heb je ooit over de aangeduide snelheidslimiet gereden [controle]? ‘Neen’

Draag ik een horloge [irrelevant]? ‘Neen’

 

 

De zonden in de Zaak Zimmerman

 

Nu valt er wel een en ander af te dingen op de leugentest die werd afgenomen bij Zimmerman. Zo waren de vragen niet specifiek genoeg (zonde 1). Het is bijvoorbeeld ook niet gebruikelijk een zeden verdachte te vragen of hij het slachtoffer ´seksueel misbruikt´ heeft. De reden is dat dergelijke ambigue vragen ruimte laten voor interpretatie, bijvoorbeeld, ´het was geen misbruik, het was een spelletje´. Zo had men Zimmerman beter kunnen vragen naar concrete, specifieke acties, bijvoorbeeld of Martin hem als eerste sloeg, en of Martin naar Zimmermans wapen gegrepen had.

Maar zelfs al had men Zimmerman de juiste vragen gesteld, dan is het maar de vraag of de test de waarheid kon achterhalen. Dat ligt aan de gebruikte controlevragen. Box1 toont dat er drie type vragen werden gesteld. Zoals de naam het aangeeft, doen de irrelevante vragen er niet toe. Het onderzoek draait natuurlijk om de relevante vragen, die peilen de verklaring van de verdachte dat hij handelde uit wettige zelfverdediging. De reactie op deze relevante vragen wordt vergeleken met controlevragen waarop Zimmerman moest liegen. De muren van de ruimte zijn immers niet groen en Zimmerman heeft voor de start van de test aangegeven dat hij heus wel eens te snel heeft gereden. Deze controlevragen zijn problematisch (zonde 2). De controlevragen verschillen namelijk in verschillende opzichten van de relevante vragen. Zo zijn de relevante vragen meer bedreigend dan de controlevragen. Dat kan leiden tot ´onschuldige stress´ bij iemand die de waarheid spreekt (zonde 3). Aangezien het kraakhelder is wat de relevante vragen zijn, maak je het ook wel erg makkelijk voor de verdachte om de uitslag van de test te beïnvloeden: rustig blijven bij de relevante vragen en spanning opwekken bij de controlevragen (zonde 4).

Verder blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een trillende stem helemaal niet helpt om een leugen van de waarheid te onderscheiden (Eriksson & Lacerda, 2007) (zonde 5). Zo vroegen Merkelbach en Meijer (2007) deelnemers van hun onderzoek over een aangrijpende autobiografische gebeurtenis schrijven, bijvoorbeeld de dood van hun geliefde grootvader. Vervolgens vertelden de deelnemers dit verhaal voor de camera. Ook vertelden ze het verhaal van een andere deelnemer, terwijl ze deden alsof ze het zelf hadden meegemaakt. Het apparaat presteerde niet beter dan kans.

Ten slotte is klassieke leugendetectie gebaseerd op het idee dat er een nauw verband bestaat tussen stress en liegen (zonde 6). Er bestaat een rijke traditie aan leugentests gebaseerd op stress. In de middeleeuwen werd een verdachte gevraagd op een homp brood te kauwen. Hoe meer brood je opnieuw kon uitspuwen, hoe beter. De achterliggende gedachte van het waarheidsbrood is dezelfde als van de stemtest: stress - afgelezen uit het gebrek aan spuug of de uitslaande stem - wijst op liegen. Dit idee is nogal naïef, want lang niet iedereen vindt het spannend om te liegen, terwijl iemand die de waarheid spreekt best gespannen kan raken bij een beschuldigende vraag. Alle kritiek ten spijt worden leugentests zoals de stemtest aangeprezen voor hun hoge accuraatheid (http://www.cvsa1.com/VerdictValidatesCVSAResults.htm). Zorgwekkend is dat overheidsdiensten en bedrijven gebruik maken van bewezen ineffectieve tests (zonde 7), zoals in de Zimmerman-zaak.

 

Van stress naar cognitie

 

De zaak Zimmerman maakt duidelijk waarom leugenonderzoekers de hoop hebben opgegeven om aan de hand van symptomen van stress leugens te ontmaskeren. Midden 2000 kwam er een omslag in het onderzoek. Toen bleek dat politieagenten op kansniveau presteren wanneer ze rechtstreeks gevraagd worden te beoordelen of een verdachte liegt, maar dat ze het beter doen wanneer ze gevraagd worden hoe hard de verdachte nadacht (Vrij, Edward, & Bull, 2001). Tegelijk werden de eerste rapporten gepubliceerd van onderzoek waarbij gelogen werd in de MRI scanner. Geen spoor van stress in de hersenscans van liegende verdachten. Wel bleek dat liegen een sterk beroep doet op die delen van onze hersenen die betrokken zijn bij cognitie– het opnemen en verwerken van informatie. (Spence, Hunter, Farrow, Green, Leung, Hughes, & Ganesan,, 2004). Deze bevindingen deed onderzoekers teruggrijpen naar het oude theoretische kader van Zuckerman, DePaulo en Rosenthal (1981), die bedacht hadden dat liegen van waarheid spreken zou kunnen verschillen in spanning, emotie, uitgeoefende controle, en… cognitie. In 2006 zetten Vrij, Fisher, Mann en Leal deze cognitieve visie weer op de kaart in een toonaangevend tijdschrift, Trends in Cognitive Sciences. De cognitieve visie houdt in dat liegen veelal meer mentale inspanning kost dan het spreken van de waarheid. In het geval dat de waarheid onwenselijk of bedreigend is, start een keuzeproces waarbij je kan beslissen te liegen. Soms ligt de waarheid op het puntje van je tong en moet je die weer inslikken. Verder vereist liegen meestal een verandering van waarheid naar liegen. Je moet ook goed voor ogen houden wat je de ander wil wijsmaken en wat je niet wilt vertellen. Al deze aspecten maken dat liegen veelal sterkere mentale inspanning vereist dan het spreken van de waarheid.

 

Cognitieve leugendetectie

 

Het innemen van een cognitief perspectief op liegen (Hoe hard denkt de verdachte na?) lijkt al bevorderlijk voor leugendetectie (Vrij et al, 2001). Er is evenwel nog veel ruimte voor verbetering. Een manier om cognitieve leugendetectie te verbeteren is het verhogen van de mentale belasting. Door de ondervraging te bemoeilijken, wordt getracht de verschillen tussen het spreken van de waarheid en liegen uit te vergroten. Zo bleek inderdaad dat er grotere verschillen zijn tussen leugenaars en waarheidssprekers wanneer verdachten gevraagd wordt hun verhaal in omgekeerde volgorde te vertellen. Hierdoor blijken beoordelaars ook beter in staat leugens van de waarheid te herkennen. De instructie om je verklaring in omgekeerde volgorde af te leggen kan wel nogal onnatuurlijk overkomen. Een andere beproefde manier om de mentale belasting op te drijven is door de ondervraagde te instrueren continu in de ogen van de ondervrager te kijken (Vrij, Mann, Leal, & Fisher, 2010). Met dergelijke technieken kan de leugen van de waarheid onderscheiden worden met een accuraatheid van ongeveer 70-75%. Overigens is het wel een uitdaging om de ondervraging zo aan te passen dat deze met name voor leugenaars extra belastend wordt. Gebeurt dit niet dan loop je het risico dat je mentale belasting induceert bij de waarheidspreker en onterecht besluit dat deze liegt.

Een tweede strategie is gebaseerd op de aanname dat leugenaars zich voorbereiden. Iedereen die wel eens een vlucht naar de VS heeft genomen weet dat gevraagd kan worden naar de reden van de vlucht, de verblijfplaats in de VS en wie de bagage ingepakt heeft. Op dergelijke vragen kunnen leugenaars zich makkelijk voorbereiden. Die kennis leidt tot twee nieuwe mogelijke leugendetectietechnieken. Ten eerste, het stellen van onverwachte vragen. Bijvoorbeeld door te vragen naar wat de reiziger van plan is tijdens de vlucht te doen (Warmelink, Vrij, Mann, Jundi, & Granhag 2012). Ten tweede, door gebruik te maken van de kennis dat leugenaars zich voorbereiden. Het zijn inderdaad vooral leugenaars die zich op een interview voorbereiden, waarheidsprekers gaan het gesprek meer open en onvoorbereid in, waarbij ze simpelweg van plan zijn de waarheid te vertellen (Hartwig, Granhag, & Luke, 2014). Zweedse onderzoekers ontwikkelden de SUE techniek om aan de hand van deze kennis de ondervraging te optimaliseren (Granhag & Hartwig, 2008). Een goed voorbereide leugenaar zal vermijden om over bepaalde zaken te spreken, bijvoorbeeld dat hij op de plaats delict geweest is. Dan is het niet slim om het bewijs (bijvoorbeeld de voetafdruk op de plaats delict) meteen op tafel te leggen. Je kan beter achterhouden wat je allemaal weet en eerst de verdachte zijn verhaal laten doen. Op die manier kom je meer te weten, kan je systematisch alternatieve verklaringen voor het bewijs uitsluiten (´Oh, dus dat zijn je lievelingsschoenen die je nooit aan een ander zou uitlenen´), en vergroot je de kans op tegenstrijdigheden tussen de verklaring van de verdachte en het fysieke bewijs. Er is bewijs voor de aannamen van de SUE techniek, maar de precieze accuraatheid is nog niet bekend.

Het cognitief perspectief op liegen heeft ook gezorgd voor hernieuwde interesse in bestaande tests of metingen. Aan het begin van de 20e eeuw toonden psychologen - waaronder Carl Gustav Jung - interesse in reactiesnelheid als maat voor liegen. Het idee was dat het allereerste antwoord dat spontaan opkomt wellicht de waarheid is, en dat liegen tijd vraagt. De onderzoeksresultaten waren echter wisselend en een overzichtsstudie concludeerde dat er geen verband was tussen liegen en reactiesnelheid (DePauloLindsay, Malone, Muhlenbruck, Charlton, & Cooper, 2003). Vanuit de cognitieve visie verwacht je echter wel degelijk dat liegen langzamer gaat dan de waarheid. Daarbij is het wel van belang dat je accuraat meet (met een computer, niet met een stopwatch), dat je de vragen voldoende herhaalt (om te compenseren voor fluctuaties in aandacht) en dat de ondervraagde geïnstrueerd wordt om zo snel mogelijk te antwoorden. Computertaken nemen die randvoorwaarden in achting en tonen consistent dat een leugenachtig antwoord langer op zich laat wachten dan een waarachtig antwoord. Die verschillen blijken zo substantieel dat ze het mogelijk maken om op individueel niveau te achterhalen of iemand liegt of de waarheid spreekt (Verschuere, Suchotzki, & Debey, 2014). Wel blijkt niet elke computertaak even geschikt, en lijken met name twee taken veelbelovend.

Enerzijds is er de autobiografische Impliciete Associatie Test (a IAT; Sartori, Agosta, Zogmaister, Ferrara, & Castiello, 2008), die associaties in het geheugen opspoort. Stel dat er bij een dame brand werd gesticht door het wasgoed op de veranda in brand te steken. De verdachte – de boze ex – verklaart evenwel de hele avond op de bank te hebben door gebracht. In dat geval kan je een a IAT opzetten waarin je probeert te achterhalen welke van beide mogelijkheden klopt. De verdachte zal daarbij uitspraken die de beschuldiging dan wel het alibi onderschrijven moeten combineren met waar en vals (zie Figuur1). Aan de hand van reactiesnelheid bepaal je welke associaties het makkelijkst werden gelegd. Is dat ‘alibi’ met ‘waar’ en ‘beschuldiging’ met ‘vals’, dan staaft de a IAT het alibi van de verdachte. In het andere geval trekt de a IAT het alibi in twijfel en wijst het erop dat de verdachte mogelijk schuldig is aan de brandstichting. In verschillende studies werd een accuraatheid van meer dan 90% gevonden (Sartori et al., 2008). Er worden ook wel eens mindere resultaten gevonden (ca. 67-78%), en de test blijkt ook gevoelig voor strategische beïnvloeding (Verschuere, Prati, & De Houwer, 2009).

 

 

Box2. Zelf ervaren hoe geheugendetectie werkt? Surf naar http://www.lieresearch.com/?page_id=689 en doe de test (Verschuere & Kleinberg, 2015)! Je moet bepaalde informatie verbergen. De test duurt 15 minuten en aan het eind krijg je te horen of jij erin geslaagd bent om de geheugendetector te slim af te zijn.

 

 

Anderzijds is er geheugendetectie. Bij geheugendetectie meet je niet rechtstreeks of iemand liegt of niet, maar wel of iemand intieme details van het misdrijf kent (zie Box2). In bovenstaand voorbeeld zou je de verdachte een multiple-choice vraag kunnen voorleggen over de plaats waar de brand werd aangestoken. Als de verdachte opvallend langzamer is bij het juiste antwoord (e.g., de veranda) dan bij gelijkwaardige, maar irrelevante, alternatieven (e.g., de kelder, de keuken, de garage, de zolder, de carport) wijst dat erop dat het juiste antwoord een bijzondere betekenis heeft voor de verdachte, en dus op daderkennis (Seymour, Seifert, Shafto, & Mosmann, 2000; Kleinberg & Verschuere, 2015). Om een betrouwbaar testresultaat te verkrijgen dien je verschillende vragen voor te leggen. Zo zou ook gevraagd kunnen worden naar het goedje waarmee brand werd gesticht (Was dat…benzine? Verfverdunner? Wasgoed? Stapels papier? Alcohol?). De geheugentest heeft een behoorlijk hoge accuraatheid, met een goede bescherming voor de onschuldige (0-4% valse beschuldigingen) Wel slaagt geheugendetectie er niet in bij alle schuldigen daderkennis bloot te leggen, en komen wel 0-46% van de schuldigen er mee weg (Verschuere & Meijer, 2014).

 

Conclusies

 

Klassieke leugendetectie zoals gebruikt in de zaak Zimmerman schiet schromelijk tekort. Dergelijke tests missen adequate controlevragen, en hebben een accuraatheid die veelal niet boven kans uitstijgt. Toch worden ze schaamteloos in de markt gezet als quasi feilloze tests. Symptomen van stress helpen echter niet om leugens van waarheid te onderscheiden. Wel is er indicatie voor het idee dat liegen veelal meer mentale inspanning vraagt dan het spreken van de waarheid. Zo werden nieuwe, cognitieve, leugentests ontwikkeld. Hoewel veelbelovend, blijven allerlei vragen nog onbeantwoord, zoals: is liegen altijd meer mentaal belastend dan de waarheid? In de komende jaren zal duidelijk worden of cognitieve leugentests de waarheid kunnen achterhalen.

Figuur1. De autobiografische Impliciete Associatie Test bij verdenking van brandstichting. De verdachte beweert de hele avond op de bank te hebben gelegen. In een deel van de test wordt de verdachte gevraagd de beschuldiging met waar te combineren en het alibi met vals (Figuur1, links). In een ander deel van de test wordt de verdachte gevraagd de beschuldiging met vals te combineren en het alibi met waar (Figuur1, rechts).

 

Figuur 1Figuur 1

 

 

Referenties

  • DePaulo, B. M., Lindsay, J. J., Malone, B. E., Muhlenbruck, L., Charlton, K., & Cooper, H. (2003). Cues to deception. Psychological Bulletin, 129(1), 74. doi:10.1037/0033-2909.129.1.74

  • Eriksson, A., & Lacerda, F. (2007). Charlatanry in forensic speech science: A problem to be taken seriously The International Journal of Speech, Language and the Law, 14, 169-193. Doi 10.1558/ijsll.2007.14.2.169.

  • Granhag, P. A., & Hartwig, M. (2008). A new theoretical perspective on deception detection: On the psychology of instrumental mind reading. Psychology, Crime & Law, 14, 189–200. Doi 10.1080/10683160701645181.

  • Hartwig, M., Granhag, P.A., & Luke, T. (2014). Strategic use of evidence during investigative interviews: The state of the science. In In D. C. Raskin, C. R. Honts, & J. C. Kircher (Eds.) Credibility assessment: Scientific research and applications.

  • Kleinberg, B., & Verschuere, B. (2015). Memory detection 2.0: The first web-based memory detection test. Plos One 10, e118715.

  • Merkelbach, H. L. G. J., & Meijer, E. H. (2007). Trillende stem, bloeiende leugen: Over stemanalyse als vorm van leugendetectie. Neuropraxis, 11, 63-67. Doi 10.1007/bf03079127.

  • Sartori, G., Agosta, S., Zogmaister, C., Ferrara, S. D., & Castiello, U. (2008). How to accurately detect autobiographical events. Psychological Science, 19(8), 772-780. doi:10.1111/j.1467-9280.2008.02156.x

  • Seymour, T. L., Seifert, C. M., Shafto, M. G., & Mosmann, A. L. (2000). Using response time measures to assess “guilty knowledge”. Journal of Applied Psychology, 85, 30–37. doi:10.1037//0021-9010.85.1.30

  • Spence, S. A., Hunter, M. D., Farrow, T. F. D., Green, R. D., Leung, D. H., Hughes, C. J., & Ganesan, V. (2004). A cognitive neurobiological account of deception:evidence from functional neuroimaging. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 359, 1755–1762. doi:10.1098/rstb.2004.1555

  • Verschuere, B., & Kleinberg, B. (2015). ID-check: Online concealed information test reveals true identity. Journal of Forensic Sciences.

  • Verschuere, B., Prati, V., & De Houwer, J. (2009). Cheating the lie detector: Faking in the Autobiographical IAT. Psychological Science, 20, 410-413.

  • Verschuere, B., Suchotzki, K., & Debey, E. (2014). Detecting deception through reaction times. In P. A. Granhag, A. Vrij, and B. Verschuere, Deception detection: Current challenges and new approaches. Oxford, UK: John Wiley & Sons, Inc.

  • Vrij, A., Edward, K., & Bull, R. (2001). Police officer´s ability to detect deceit: The benefits of indirect deception detection measures. Legal and Criminological Psychology, 6, 185-196. Doi 10.1348/135532501168271

  • Vrij, A., Fisher, R., Mann, S., & Leal, S. (2006). Detecting deception by manipulating cognitive load. Trends in Cognitive Sciences, 10, 141–142. doi:10.1016/j.tics.200 6.02.003

  • Vrij, A., Mann, S., Leal, S., & Fisher, R. (2010). Look into my eyes: Can an instruction to maintain eye contact facilitate lie detection? Psychology, Crime, & Law, 16, 327-348.

  • Warmelink, L., Vrij, A., Mann, S., Jundi, S., & Granhag, P.A. (2012). The effect of question expectedness and experience on lying about intentions. Acta Psychologica, 141, 178-183. Doi 10.1016/j.actpsy.2012.07.011

  • Zuckerman, M., DePaulo, B. M., & Rosenthal, R. (1981). Verbal and nonverbal communication of deception. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental socialpsychology, Vol. 14. (pp. 1–57)New York: Academic Press.

Auteur(s) van het artikel

Facebook