Living Apart Together? Integratie van moslims in Europa

Veel Europeanen denken dat moslimmigranten nooit echt in de samenleving zullen integreren. Maar wat is nu eigenlijk integratie? Welke migranten houden vast aan de islam, en voor wie wordt het minder belangrijk? En staat de islam integratie eigenlijk wel in de weg? Door onderzoek te doen bij verschillende moslimgroepen in vier Europese landen, komen we tot een antwoord op deze vragen.

Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/vrouwen-hoofddoeken-straat-608949/), CC0 (https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/deed.nl)

Klik hier voor een pdf-versie van dit artikel

Als gevolg van de komst van migranten uit landen als Turkije en Marokko is de islam de snelst groeiende religie van Europa. Niet iedereen is hier even enthousiast over. Vooral na 11 september 2001 zijn mensen negatiever gaan denken over moslims (Pew Forum, 2011). Veel Europeanen denken dat de islam onverenigbaar is met westerse normen en waarden, en dat moslims daarom nooit echt zullen integreren (Foner & Alba, 2008; Sniderman & Hagendoorn, 2007). Maar is dit ook echt zo? Blijft het geloof belangrijk voor Europese moslims? En staat religie integratie in de weg? In andere woorden: moeten moslims hun geloof loslaten om echt onderdeel te worden van West-Europese samenlevingen?

Integratie en religie

Integratie is een term die op veel manieren wordt gebruikt. In de psychologische literatuur verwijst integratie naar één van de vier acculturatiestrategieën, zoals deze zijn ontwikkeld door John Berry (Berry, 1997). Acculturatie is het proces van culturele en psychologische verandering die plaatsvindt wanneer twee culturen met elkaar in langdurig contact komen. Acculturatieonderzoekers bestuderen de inpassing van migranten in de zogenaamde ‘ontvangende samenlevingen’, en stellen daarbij twee vragen: (a) in welke mate behouden migranten hun cultuur, en (b) in welke mate gaan zij banden aan met de autochtone bevolking? In de volksmond worden deze twee vragen vaak tot één dimensie gereduceerd (je houdt ofwel je eigen cultuur, of je past je aan), maar wetenschappelijk onderzoek laat zien dat ze zowel samen als los van elkaar voorkomen (Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006; Ryder, Alden, & Paulhus, 2000). Laten we de Turks-Nederlandse Elif als voorbeeld nemen. Zij kan de Turkse cultuur behouden, en tegelijkertijd veel Nederlandse vrienden maken. Deze strategie wordt integratie genoemd. Integratie wordt vaak gezien als de ideale strategie (Berry et al. 2006). Maar Elif zou er ook voor kunnen kiezen om veel om te gaan met Nederlandse vrienden en haar Turkse cultuur daarbij helemaal los te laten (assimilatie). Of het tegenovergestelde: geen Nederlandse vrienden maken, en sterk vasthouden aan de Turkse cultuur (separatie). Als migranten wel hun cultuur loslaten maar geen banden aangaan met mensen uit de ontvangende samenleving noemen we dit marginalisatie. Dit wordt gezien als de minst gunstige strategie en komt ook nauwelijks voor. 

Acculturatie kan op verschillende manieren worden onderzocht. Je kunt kijken welke houding migranten erop na houden: hoe staan ze bijvoorbeeld tegenover aanpassing aan de cultuur van de ontvangende samenleving? Daarnaast is acculturatie ook zichtbaar in gedrag: welke taal spreken migranten thuis en buitenshuis? Met wie trouwen ze? Met wie zijn ze bevriend? Cultuur kan in brede zin worden opgevat, en omvat zo ook religie. In onze studies richten we ons vooral op het behoud van religie, en daarbij kijken we zowel naar houdingen (hoe belangrijk vind je het geloof?) als naar gedrag (hoe vaak bid je?).

De vraag die aan de basis van ons onderzoek ligt, is welke rol de islam speelt in de acculturatie van de kinderen van islamitische migranten (de tweede generatie). Religie kan een verbindende rol hebben, zoals in de Verenigde Staten. Daar vinden migranten via kerken, tempels e.d. hun weg in de samenleving (Ebaugh & Chafetz, 2000). Maar de meeste van deze migranten zijn christelijk, net als de overgrote meerderheid van de Amerikanen zelf. Wanneer het geloof van migranten anders is dan dat van de meerderheid, en ook nog eens in een negatief daglicht staat (zoals de islam in Europa), is het niet waarschijnlijk dat religie dezelfde verbindende functie heeft. In dat geval kan religie misschien zelfs wel een barrière vormen (Foner & Alba, 2008). Wij onderzoeken of dit het geval is in verschillende Europese landen.

Hechte banden, goede moslims?

Volgens de acculturatietheorie zou het loslaten van cultuur en religie (in de meeste gevallen) niet nodig moeten zijn voor succesvolle integratie. Maar in hoeverre behouden moslims in Europa hun geloof? In een aantal studies kijken we voor welke in Europa geboren moslims het geloof belangrijk is en blijft, en welke groep het geloof gaandeweg loslaat.    

Voor veel kinderen van islamitische migranten in Europa blijft het geloof erg belangrijk (Maliepaard & Gijsberts 2012, Voas & Fleischmann 2012). Uit onze studie komt naar voren dat de rol van de ouders  de meest belangrijke factor voor het behoud van het geloof is. Twee onderzoeken onder Nederlandse en Belgische moslimjongeren met Marokkaanse en Turkse ouders laten zien dat moslimjongeren waarvan de ouders regelmatig de moskee bezochten, later ook veel vaker naar de moskee gaan. Ook jongeren die vroeger koranles hebben gehad blijven meer betrokken bij het geloof (Güngör, Fleischmann & Phalet 2011; Maliepaard & Lubbers 2012). Religieuze socialisatie, het proces waarbij ouders het geloof aan hun kinderen doorgeven, is dus een effectief middel om jongeren ook op lange termijn betrokken te houden bij de religieuze groep. Dit blijkt ook uit het feit dat jongeren die een sterke religieuze socialisatie hebben gehad meer op behoud van de eigen cultuur gericht zijn dan moslims die minder religieus waren opgevoed (Güngör, Fleischmann & Phalet 2011). De resultaten uit dit onderzoek laten ook zien dat opgevoed worden door religieus actieve ouders niet leidt tot een afwijzing van de cultuur van de ontvangende samenleving (in dit geval de Belgische). Dit is een eerste aanwijzing dat behoud van het geloof en integratie goed samen kunnen gaan.

Naast ouders blijken ook vrienden een belangrijke rol te spelen in de keuze voor meer gerichtheid op behoud van het geloof. Moslims met veel vrienden uit hun eigen etnische groep zijn veel actiever in het praktiseren van het geloof dan moslims die weinig vrienden uit hun eigen etnische groep hebben (Maliepaard en Phalet 2012). Van het geloof echt volledig loslaten is maar bij weinig moslimjongeren sprake – veruit de meeste jongeren blijven zich wel moslim noemen.

Omdat het geloof voor veel migranten van de eerste generatie belangrijk is, investeren zij veel in de religieuze socialisatie van hun kinderen. Dit betekent dat ook voor de tweede generatie het geloof een belangrijke rol blijft spelen. Er is dus in die zin bij de meeste jongeren geen sprake van assimilatie als acculturatiestrategie, waarbij het geloof helemaal wordt losgelaten of niet meer belangrijk wordt gevonden. Nu we weten dat het geloof voor de tweede generatie belangrijk is, is de vraag hoe dit geloof wordt vormgegeven en of het samengaat met volwaardige participatie in de ontvangende samenleving – of dat het deze participatie juist in de weg staat. Betekent kiezen voor het geloof automatisch separatie? Of is er vooral sprake van integratie?

Context matters! De invloed van de ontvangende samenleving

Wij vroegen ons af, of de manier waarop landen omgaan met de islam invloed zou hebben op hoe moslims met hun geloof omgaan, en hoe zij integreren. Er zijn veel Europese landen waar de islam echt een ‘nieuwe’ godsdienst is, en waar voor de komst van migranten geen enkele moskee stond. Niet elk land heeft op dezelfde manier gereageerd op de komst van moslimmigranten. We verwachten dat alleen wanneer de ontvangende samenleving verschillende religies accepteert en ondersteunt, migranten succesvol kunnen integreren (dat wil zeggen, met behoud van cultuur en religie volwaardig meedraaien) (Brown & Zagefka, 2010). Maar in een land waar de islam achtergesteld wordt ten opzichte van andere godsdiensten, zal het eerder een barrière tussen groepen vormen. In twee studies onderzoeken we of de mate waarin de islam een barrière vormt voor integratie verschilt per land. We vergelijken hierbij grote groepen Turkse moslims in Nederland, België, Duitsland en Zweden op basis van grootschalig enquêteonderzoek in grote steden (TIES 2007, Crul, Schneider & Lelie, 2012). Zij zijn allemaal in Europa geboren, met ouders uit Turkije. 

In een eerste studie (Phalet, Fleischmann, & Stoijcic, 2012) gaan we na in hoeverre er landenverschillen zijn in de manier waarop moslims hun religie belijden. We kijken eerst of de landen die we onderzoeken verschillen op twee terreinen. Ten eerste in wet- en regelgeving omtrent religie: heeft de islam dezelfde rechten als andere godsdiensten? Mogen moslims moskeeën bouwen, organisaties beginnen, krijgen ze dezelfde subsidies als andere godsdiensten? En ten tweede de groepsgrenzen: zijn de grenzen tussen etnische en religieuze groepen strak en ondoordringbaar, of juist open en flexibel? Dus: in welke mate wonen moslims in gesegregeerde wijken, of mengen ze in het dagelijks leven met autochtonen, bijvoorbeeld op school, op het werk, en in hun vrije tijd? Uit bestaande literatuur blijkt dat Duitsland een voorbeeld is van een land waar de islam een minder sterke positie heeft dan andere geloven. Een moskee heeft een minder gunstige juridische status dan een christelijke kerk en profiteert daardoor niet van bepaalde belastingen (Jonker, 2002). Vergeleken met andere Europese landen krijgt de islam in Nederland veel erkenning. Dat moslims net als andere religieuze groepen scholen en andere organisaties op basis van de eigen godsdienstige principes kunnen opzetten en daarvoor ook nog overheidssteun ontvangen, is vrij uniek in Europa (Rath et al., 1996). België en Zweden zitten wat betreft de accommodatie van islam tussen de extremen Nederland en Duitsland in. In België wordt de islam als een van de nationale godsdiensten erkend, maar in de praktijk blijft de toegezegde staatssteun (zoals het betalen van salarissen van imams door de overheid) vaak achter (Foblets & Overbeeke, 2002; Manço, 2000). In Zweden is de juridische positie van de islam gelijk aan die van de Zweedse Lutherse kerk, maar ook hier blijft overheidssteun vergeleken met de Lutherse kerk beperkt (Alwall, 1998; Sander & Larsson, 2002). Wat betreft de wettelijke erkenning en ondersteuning van de islam door de overheid vormen Duitsland, België, Zweden en Nederland dus een schaal van minst naar meest gunstig

Wat betreft de grenzen tussen groepen is de volgorde wat anders. Zweden staat voorop als  het land met de meest open groepsgrenzen: er is weinig etnische segregatie, en ook zijn minderheden redelijk succesvol in het schoolsysteem. Aan het andere uiterste vinden we weer Duitsland, waar Turkse migranten vaak bij elkaar wonen in ‘zwarte’ buurten, meestal binnen de eigen groep trouwen en kampen met grote achterstanden in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Nederland en België bevinden zich in deze opzichten tussen de twee uitersten in. Deze landenverschillen blijken uit een aantal grootschalige vergelijkende studies (Crul, Schneider & Lelie, 2012; Heath & Cheung, 2007).

Wat betekenen deze landenverschillen nou voor de manier waarop moslims hun geloof belijden en voor hun integratie in de ontvangende samenleving? We vinden dat in Duitsland moslims het vaakst een strikte vorm van de islam naleven. Duitse moslims vinden het geloof erg belangrijk, en praktiseren ook veel (bidden bijvoorbeeld vijf maal daags). In Zweden hangen de meeste moslims juist een geprivatiseerde vorm van islam aan. Voor deze moslims is het geloof wel erg belangrijk, maar zij praktiseren weinig tot niet. Nederland en België houden het midden tussen deze twee landen. Hier zijn de meeste Turkse moslims selectief in het praktiseren van hun geloof – ze doen wel vaak mee aan de ramadan en eten halal, maar naar de moskee gaan en bidden doen ze een stuk minder dan de Duitse Turken. De gevonden landenverschillen lijken erop te wijzen dat vooral de groepsgrenzen van invloed zijn op de manier waarop de islamitische identiteit vorm krijgt.

In een aanvullende internationaal vergelijkende studie (Fleischmann & Phalet, 2012) is gekeken of de islam een barrière vormt voor moslims om volwaardig mee te doen in de samenleving. Geldt voor moslims dat, om volledig mee te draaien in de ontvangende samenleving, zij hun geloof minder zullen praktiseren of belijden? De resultaten uit deze studie laten zien dat in Duitsland, moslims die actief meedoen in de samenleving minder religieus zijn. Andersom geldt ook dat moslims in Duitsland voor wie het geloof belangrijk is en die vaker praktiseren, een stuk vaker een Turkse partner hebben, en minder vaak hoger opgeleid zijn. Uit onze eerdere studie weten we dat er in Duitsland sterke, haast ondoordringbare grenzen tussen groepen zijn en dat de wettelijke positie van de islam daar het meest achtergesteld is. Het is opvallend dat juist daar moslims moeten kiezen tussen de opties separatisme of assimilatie als acculturatiestrategieën. De resultaten laten zien dat moslims die wel groepsgrenzen doorbreken (bijvoorbeeld door buiten de groep te trouwen), hun geloof vaker loslaten. In Duitsland is dus wel sprake van een keuze tussen óf cultuurbehoud (en daarmee gebrek aan contact en sociale mobiliteit) óf aanpassing (en daarmee opgave van de eigen religie). Integratie, dus behoud van religie en tegelijk participatie in de ontvangende samenleving, lijkt in Duitsland een minder haalbare strategie. In de andere landen die we onderzochten is er juist een ontkoppeling gevonden van religie en integratie: in Nederland, België en Zweden zijn strenggelovige Turkse jongeren even hoog opgeleid en hebben ze  even vaak een niet-Turkse partner als minder gelovige jongeren.

Conclusie

Uit ons onderzoek blijkt dat de islam ook voor de tweede generatie een belangrijk onderdeel is van het leven. Vooral jongeren waarvan de ouders religieus actief zijn en die veel vrienden hebben binnen de etnische groep, blijven het geloof belangrijk vinden en praktiseren. Door de overdracht van het geloof van ouders op kinderen zal de islam op korte termijn niet aan belang inboeten. Wat betekent dit voor de participatie van (jonge) moslims in Europese samenlevingen?

We laten zien dat succesvolle integratie met behoud van religie mogelijk is voor en ook veelvuldig voorkomt bij moslims in Europa. Vooral in landen waar groepsgrenzen soepeler zijn en moslims meer rechten hebben is het mogelijk om met behoud van religie volwaardig mee te draaien in de samenleving. Het onderzoek laat dus zien dat het niet, zoals vaak wordt verondersteld, onmogelijk is voor moslims om hun geloof te behouden en toch onderdeel te vormen van de ontvangende samenleving. Hoe religieus je bent, zegt in de meeste landen niets over hoe goed je meedraait in de samenleving. Succesvolle integratie is voor moslims wel moeilijk in een land met gesloten groepsgrenzen en ontbrekende wettelijke erkenning. Waar moslims op deze manier worden buitengesloten lijken zij te moeten kiezen voor separatie (geloof sterk omarmen, maar afstand nemen van de ontvangende samenleving), of assimilatie (geloof loslaten). 


Literatuur

  • Alwall, J. (1998). Muslim rights and plights. The religious liberty situation of a minority in Sweden. Lund: Lund University Press.
  • Berry, J. W. (1997). Immigration, acculturation and adaptation. Applied Psychology, 46, 5-34.
  • Berry, J. W., Phinney, J. S., Sam, D. L., & Vedder, P. (2006). Immigrant Youth: Acculturation, Identity and Adaptation. Applied Psychology: An International Review, 55(3), 303-332.
  • Brown, R. & Zagefka, H. (2010). The dynamics of acculturation: an intergroup perspective. Advances in Experimental Social Psychology, 44, 129-154.
  • Crul, M., Schneider, J., & Lelie, F. (eds.) (2012). The European second generation compared. Does the integration context matter? Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Ebaugh, H. R., & Chafetz, J. S. (2000). Religion and the New Immigrants: Continuities in Immigrant Congregations. Walnut Creek: Alta Mira Press.
  • Fleischmann, F., & Phalet, K. (2012). Integration and religiosity among the Turkish second generation in Europe: a comparative analysis across four capital cities. Ethnic and Racial Studies, 35(2), 320-341. doi:10.1080/01419870.2011.579138
  • Foblets, M.-C., & Overbeeke, A. (2002). State intervention in the institutionalisation of Islam in Belgium. In W. A. R. Shadid & S. Van Koningsveld (Eds.), Religious freedom and the neutrality of the state: The position of Islam in the European Union (pp. 113–128). Leuven: Peeters.
  • Foner, N., & Alba, R. (2008). Immigrant Religion in the US and Western Europe: Bridge or Barrier to Inclusion. International Migration Review, 42(2), 360-392.
  • Güngör, D., Fleischmann, F., & Phalet, K. (2011). Religious identification, beliefs and practices among Turkish- and Moroccan-Belgian Muslims: Intergenerational continuity and acculturative change. Journal of Cross-Cultural Psychology, 42(8), 1356-1374. doi:10.1177/0022022111412342
  • Jonker, G. (2002). Muslim Emancipation? Germany’s struggle over religious pluralism. In W. A. R. Shadid & S. Van Koningsveld (Eds.), Religious freedom and the neutrality of the state: The position of Islam in the European Union (pp. 36–51). Leuven: Peeters.
  • King, P. E., Furrow, J. L., & Roth, N. H. (2002). The influence of family and peers on adolescent religiousness. The Journal of Psychology and Christianity, 21, 109-120.
  • Maliepaard, M., & Gijsberts, M. (2012). Moslim in Nederland 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  • Maliepaard, M., & Lubbers, M. (2012). Parental Religious Transmission after Migration: the Case of Dutch Muslims. Journal of Ethnic and Migration Studies, doi:10.1080/1369183X.2013.733862
  • Maliepaard, M., & Phalet, K. (2012). Social Integration and Religious Identity Expression among Dutch Muslims: The Role of Minority and Majority Group Contact. Social Psychology Quarterly, 75(2), 131-148. doi:10.1177/0190272511436353
  • Manço, U. (2000). Voix et voies musulmanes de Belgique. Brussels: FUSL.
  • Pew Research Center. (2011). The future of the global Muslim population. Washington: Pew.
  • Phalet, K., Fleischmann, F., & Stoijcic, S. (2011). Ways of being Muslim: The Turkish second generation in seven European cities. In M. Crul, & J. Schneider (Eds.), The European second generation compared: Does the integration context matter?  (pp. 341-374).Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Ryder, A. G., Alden, L. E., & Paulhus, D. L. (2000). Is acculturation unidimensional or bidimensional? A head-to-head comparison in the prediction of personality, self-identity, and adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 79(1), 49-65.
  • Sander, Å., & Larsson, G. (2002). The mobilisation of Islam in Sweden 1990-2000: From green to blue and yellow Islam? In Religious freedom and the neutrality of the state: The position of Islam in the European Union (pp. 91–112). Leuven: Peeters.
  • Sniderman, P. M., & Hagendoorn, L. (2007). When Ways of Life Collide: Multiculturalism and its Discontents in the Netherlands. Princeton: University Presses of California, Columbia and Princeton.
  • Voas, D., & Fleischmann, F. (2012). Islam moves west: Religious change in the first and second generations. Annual Review of Sociology, 38, 525-545.

 

 

 

 

Auteur(s) van het artikel

begrippenlijst van artikel

Facebook