Hoe zweetreacties je kunnen verraden: Huidgeleiding en daderkennis
De afbeelding toont een ouderwetse polygraaf (vereenvoudigde weergave), die het huidgeleidingssignaal met een pen op papier registreert. Tegenwoordig wordt het signaal gedigitaliseerd.
Huidgeleiding wordt beïnvloed door het sympathisch zenuwstelsel, een deel van het zenuwstelsel dat het lichaam activeert en zorgt voor voldoende energie. Dit betekent dat je zweetklieren niet alleen actief wanneer je sport of het warm hebt, maar ook onder invloed van emoties, spanning, en angst. Daarom worden huidgeleidingsreacties gebruikt in het wetenschappelijk onderzoek naar het ontstaan van angststoornissen (Beckers et al., 2023). Met behulp van huidgeleiding krijgen we een vollediger beeld van de angstreactie dan wanneer we alleen zouden vragen of iemand ergens bang voor is. Een andere situatie waarin zweetklieren actief worden is wanneer we iets waarnemen dat betekenisvol voor ons is, bijvoorbeeld de eigen naam (Solokov, 1963). Deze huidgeleidingsreactie kan verraden of iemand meer weet dan hij of zij toegeeft.
Hoe zweetreacties daderkennis kunnen verraden
Terug naar de Concealed Information Test. Stel, het moordwapen is een revolver, dan zou een vraag er zo uit kunnen zien: “Wat was het moordwapen? Een dolk… revolver… kandelaar… steeksleutel… touw…”. Voor een onschuldige en onwetende verdachte zijn deze antwoordopties allemaal even aannemelijk, maar voor een schuldige verdachte springt er één optie uit: het moordwapen. Wanneer de schuldige verdachte met deze antwoordoptie wordt geconfronteerd, zal hij of zij een sterkere huidgeleidingsreactie laten zien dan tijdens de andere antwoordopties. Als dit bij meerdere vragen het geval is, wordt de kans dat dit toevallig gebeurt steeds kleiner en de aannemelijkheid dat de verdachte meer weet dan hij of zij zegt, steeds groter (Verschuere et al., 2011).
Belangrijk om hier te benadrukken is dat de Concealed Information Test ons alleen kan vertellen of een verdachte daderkennis heeft, niet of deze ook schuldig is. Wanneer proefpersonen de rol van getuige kregen toebedeeld en niet probeerden om daderkennis te verbergen, lieten ook zij huidgeleidingsreacties voor de correcte antwoordopties zien. Zij wisten immers details over het (verzonnen) misdrijf, waardoor de correcte antwoordopties er ook voor hen uitsprongen (klein Selle et al., 2016). Dit legt meteen een praktisch probleem bloot: Wanneer informatie over het misdrijf is verspreid, zoals via de media of tijdens het verhoren van de verdachte, zegt een positief testresultaat niet zo veel meer. Het is dan namelijk moeilijker om te bepalen hoe de verdachte aan daderkennis is gekomen. Naast het gevaar van het uitlekken van informatie, zijn er meer punten die toepassing in de praktijk bemoeilijken. Er moeten bijvoorbeeld voldoende vragen over het misdrijf opgesteld kunnen worden om betrouwbare conclusies te kunnen trekken (Meijer et al., 2011; Zie ook Meijer & Verschuere, 2024). Mede om deze redenen wordt de Concealed Information Test tot op heden in veel landen niet in de praktijk ingezet, met uitzondering van Japan (Osugi, 2011).
Zweetreacties als kijkje in de psyche
Kortom, huidgeleiding kan ons een inkijkje in de psyche geven. Het is een goedkope en eenvoudig toepasbare meetmethode, wat zowel wetenschappelijk onderzoek als toepassingen in de praktijk vergemakkelijkt. Zo wordt huidgeleiding regelmatig gebruikt in onderzoek naar angst en het detecteren van daderkennis. Informatie die anders mogelijk verborgen blijft kan met behulp van een paar elektroden, wat gel, en relatief eenvoudige apparatuur zichtbaar gemaakt worden en ons nieuwe inzichten verschaffen.
Referentie lijst
Beckers, T., Hermans, D., Lange, I., Luyten, L., Scheveneels, S., & Vervliet, B. (2023). Understanding clinical fear and anxiety through the lens of human fear conditioning. Nature Reviews Psychology, 2(4), 233-245. https://doi.org/10.1038/s44159-023-00156-1
Dawson, M. E., Schell, A. M., & Filion, D. L. (2017). The electrodermal system. In J. T. Cacioppo, L. G. Tassinary, & G. Berntson (Eds.), Handbook of psychophysiology (pp. 217–243). Cambridge University Press.
klein Selle, N., Verschuere, B., Kindt, M., Meijer, E., & Ben‐Shakhar, G. (2016). Orienting versus inhibition in the Concealed Information Test: Different cognitive processes drive different physiological measures. Psychophysiology, 53(4), 579-590. https://doi.org/10.1111/psyp.12583
Lykken, D. T. (1959). The GSR in the detection of guilt. Journal of Applied Psychology, 43, 385–388. https://doi.org/10.1037/h0046060
Meijer, E. H., & Verschuere, B. (2024). Leugendetectie met de polygraaf. In J. de Keijser, R. Horselenberg, & A. Vredeveldt (Eds.), Tussen wet en wetenschap: De psychologie van het recht (pp. 453-469). Boom Uitgevers.
Meijer E., Verschuere B., & Ben-Shakhar G. (2011). Practical guidelines for developing a CIT. In B. Verschuere, G. Ben-Shakhar, E. Meijer (Eds.), Memory Detection: Theory and Application of the Concealed Information Test (pp. 293-302). Cambridge University Press. https://doi.org/10.1017/CBO9780511975196.017
Osugi, A. (2011). Daily application of the concealed information test: Japan. In B. Verschuere, G. Ben-Shakhar, & E. Meijer (Eds.), Memory detection: Theory and application of the concealed information test (pp. 253–275). Cambridge University Press. https://doi.org/10.1017/CBO9780511975196.015
Sokolov, E. N. (1963). Perception and the conditioned reflex. New York, NY: Macmillan.
Verschuere, B., Ben-Shakhar, G., & Meijer, E. (Eds.). (2011). Memory detection: Theory and application of the Concealed Information Test. Cambridge University Press.