Dit is (niet) wie ik ben: De rol van identiteit bij roken en stoppen met roken
Een echte roker. Iedereen zal daar zo zijn eigen beeld bij hebben. Voor de een is dat een positief beeld, een ander zal er juist ver vandaan willen blijven. Misschien ben je zelf wel ‘een echte roker’. Hoe zie je jezelf en hoe beïnvloedt dat je gedrag? En kan ‘wie ik ben’ veranderen?
Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/sigaret-rook-sintels-as-burns-110849/)
Dat ik rook, mensen zeggen altijd “dat past niet bij je”. En eigenlijk, het klinkt zo stom, bij wie zou het passen? Maar eigenlijk past het helemaal niet bij me.. En mijn werk en.. dingen die ik belangrijk vind. (Esther, rookt 8 jaar, 23 sigaretten per dag)
Ik vind mijzelf een echte, ja, een echte roker. Je hebt van die mensen die roken, maar het ziet er belachelijk uit, ja, sorry. Maar ik denk dat het echt bij mij past. (Louis, rookt 30 jaar, 20 sigaretten per dag)
Dit zijn uitspraken van twee rokers (Meijer, Vangeli, Gebhardt & Van Laar, 2018a). Ze roken allebei een flink aantal sigaretten per dag, maar het roken heeft voor Esther een heel andere betekenis dan voor Louis. Louis ziet zichzelf als ‘een echte roker’: Het roken past bij wie hij is. Esther ziet dat heel anders: Het roken past juist niet bij wie zij is, niet bij haar baan en niet bij wat zij belangrijk vindt in het leven.
Wie ben ik? Voor veel mensen is dit misschien wel één van de meest fundamentele vragen. Het is belangrijk om te weten wie je bent. Maar wat bepaalt nu je identiteit? Volgens de sociale identiteitstheorie komt identiteit gedeeltelijk voort uit de groepen waartoe je behoort (Tajfel & Turner, 1979, 1986). Iemand ziet zichzelf bijvoorbeeld als student, of vrouw. Zo kan iemand die rookt zichzelf ook zien als onderdeel van de groep ‘rokers’. Het is ook goed mogelijk dat iemand wel rookt, maar zich eigenlijk helemaal geen onderdeel voelt van de groep van ‘rokers’. Niet alle groepen waar je onderdeel van bent, zijn even belangrijk voor je identiteit. Meestal neemt de ene groep daar een grotere plaats in dan de andere. Het deel van je identiteit dat is gebaseerd op groepen wordt ‘sociale identiteit’ genoemd, of ‘groepsidentiteit’.
Natuurlijk is je identiteit niet alleen maar gebaseerd op de groepen waarvan je lid bent. Er zijn ook aspecten van je identiteit die jou uniek maken als persoon. Dit wordt in de sociale identiteitstheorie de ‘persoonlijke identiteit’ genoemd. Je kunt jezelf bijvoorbeeld zien als grappig, of als een doorzetter. Ook je gedrag kan een belangrijk onderdeel zijn van je identiteit. Iemand die rookt kan zichzelf gaan zien als roker: het roken wordt dan onderdeel van de identiteit. De zelfperceptietheorie (Bem, 1972) stelt dat mensen zichzelf zien op een manier die past bij hun gedrag: Ik rook dagelijks, dus ik ben een roker. Binnen de gezondheidspsychologie wordt dit een ‘roker zelfidentiteit’ genoemd. Het roken past dan bij wie de roker is als persoon, zoals in het voorbeeld van Louis. Je identiteit geeft richting aan wat je doet, want mensen gedragen zich graag op een manier die past bij hoe zij zichzelf zien. De PRIME theorie (West, 2006) stelt dat een sterke identiteit meer invloed heeft op gedrag dan bijvoorbeeld je mening over gedrag (‘roken is ongezond’) of je impulsen (‘ik wil nu roken’). Meningen en impulsen kunnen van moment tot moment veranderen, terwijl identiteit stabieler is. Daarnaast heeft een identiteit een sterkere emotionele waarde dan een mening. Alleen de aspecten van identiteit die in een bepaalde situatie actief zijn, hebben invloed op je gedrag (Tajfel & Turner, 1979, 1986). Zo heeft de ‘feestbeest identiteit’ minder invloed op je gedrag wanneer je een vergadering hebt op je werk, dan wanneer je in een kroeg staat.
Soms doen mensen ook dingen die helemaal niet passen bij wie ze zijn. Zeker in het geval van een verslaving, wat roken voor veel rokers is, is dit vaak zo: Mensen zien zichzelf eigenlijk als ‘niet-roker’, maar toch roken ze, zoals in het voorbeeld van Esther. Dit zorgt voor een conflict, want zoals gezegd gedragen mensen zich het liefst in lijn met hoe zij zichzelf zien. Je zou daarom verwachten dat iemand als Esther meer geneigd is om te stoppen met roken, dan iemand als Louis. Esther houdt het wellicht ook beter vol om niet te roken, zeker als zij zichzelf steeds meer als niet-roker gaat zien.
Relevantie
Waarom zou je dit eigenlijk willen weten? Roken is immers al vaak onderzocht en de negatieve effecten op de gezondheid zijn bekend. Toch wordt een groot deel van ‘waarom mensen roken’ nog niet voldoende begrepen. Daarnaast zijn er al verschillende effectieve behandelingen ontwikkeld voor het stoppen met roken, maar nog steeds zijn er veel rokers die het niet lukt om te stoppen met roken. In Nederland wil 80% van de rokers stoppen, maar van de mensen die dit proberen gaat 90% binnen een jaar weer roken (Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging, 2015). Hieruit blijkt dat er behoefte is aan uitbreiding van bestaande theorieën en therapieën. Bovendien zouden de resultaten over identiteit in relatie tot roken ook het inzicht in andere verslavingen (zoals alcoholmisbruik) of in gezondheidsgedrag (zoals sporten) kunnen vergroten.
Het belang van aan roken gerelateerde identiteit voor stoppen met roken
‘Niet-rokers’ stoppen eerder en succesvoller
Uit onderzoek blijkt dat iemands identiteit samenhangt met de plannen om te stoppen met roken en het al dan niet ondernemen en volhouden van een stoppoging (Meijer, Gebhardt, Dijkstra, Willemsen, & Van Laar, 2015; Meijer, Gebhardt, Van Laar, Kawous, & Beijk, 2016; Meijer et al., 2017; Meijer et al., 2018a, 2018b). Identiteit is bijvoorbeeld van belang voor reacties op het rookverbod in de Nederlandse horeca (Meijer et al., 2015) of op een ongevraagd stopadvies tijdens een huisartsbezoek (Meijer, Verbiest, Chavannes, Kaptein, Assendelft, Scharloo, & Crone, 2018c).
De identiteit als ‘niet-roker’ is belangrijker dan de identiteit als ‘roker’ (Meijer et al., 2015; Meijer et al., 2016; Meijer et al, 2018a, 2018b, 2018c). Deze twee soorten identiteit zijn dus verschillend: Iemand met een zwakke identiteit als niet-roker ziet zichzelf niet automatisch als roker (zie Het verschil tussen de ‘roker’ en ‘niet-roker’ identiteit hieronder). Rokers die zichzelf kunnen zien als ‘niet-roker’ zijn sterker van plan om te stoppen met roken en meer geneigd om daadwerkelijk een stoppoging te ondernemen, dan rokers die zichzelf niet kunnen zien als ‘niet-roker’ (Meijer et al., 2015; Meijer et al., 2016; Meijer et al, 2018a, 2018b, 2018c). Rokers met een niet-roker identiteit houden het stoppen met roken ook beter vol (Meijer et al., 2015; Meijer et al., 2016; Meijer et al, 2018a, 2018b, 2018c). Het is dus van belang dat het nieuwe gedrag van het niet-roken onderdeel wordt van ‘wie ik ben’. Wanneer rokers met een niet-rokers identiteit gevraagd wordt naar hun mening over het Nederlandse horecarookverbod geven zij ook vaker aan dat het verbod hen motiveert om te stoppen met roken (Meijer et al., 2015). Daarnaast geven ze aan dat zij hun rookgedrag aanpassen door alleen te roken waar dit mag. Rokers die zichzelf minder goed als niet-roker kunnen zien, voelen zich vaker betutteld of voelen zich slachtoffer van het rookverbod (Meijer et al., 2015). Soortgelijke reacties ontstaan wanneer de huisarts bij een huisartsbezoek begint over stoppen met roken: Rokers die zichzelf kunnen zien als niet-roker reageren positiever dan rokers die zichzelf niet kunnen zien als niet-roker (Meijer et al., 2018).
Je zou kunnen denken dat deze resultaten helemaal te verklaren zijn door hoe verslaafd rokers zijn, door hoe lang ze al roken, of door de mate waarin zij denken dat ze kunnen stoppen met roken. Dat is niet zo: Als je bijvoorbeeld twee rokers die evenveel sigaretten per dag roken met elkaar vergelijkt, dan zal degene die zichzelf het meest kan zien als ‘niet-roker’ het meest geneigd zijn om te stoppen met roken (Meijer et al., 2015, 2016).
Het verschil tussen de ‘roker’ en ‘niet-roker’ identiteit
Een roker moeten zichzelf dus kunnen zien als niet-roker, om te kunnen stoppen met roken (Meijer et al., 2015; Meijer et al., 2016; Meijer et al, 2018a, 2018b, 2018c). Dat is belangrijker dan de mate waarin hij/zij zichzelf ziet als ‘roker’. Dus: Niet een zwakke identiteit als roker (‘Roken past eigenlijk helemaal niet bij mij’) maar een sterke identiteit als niet-roker (‘Niet-roken past goed bij wie ik ben’) is belangrijk.
Zijn dat dan niet twee beschrijvingen van één fenomeen? Nee, er is een belangrijk verschil tussen de identiteit als niet-roker en de identiteit als roker. De identiteit als ‘niet-roker’ is -voor rokers- een toekomstige identiteit, het is wie ze kunnen worden in de toekomst. De identiteit als ‘roker’ is een huidige identiteit, wie ze nu zijn. Mensen willen hun huidige identiteit over het algemeen graag behouden en zijn gemotiveerd om een positief beeld van zichzelf te creëren en te beschermen. Een sterke ‘huidige’ identiteit zorgt daarom dat dingen blijven zoals ze zijn. Een toekomstige identiteit geeft juist aanleiding tot verandering: Het geeft mensen een duidelijk, persoonlijk doel van wie ze in de toekomst (juist niet) zouden willen zijn (Barreto & Frazier, 2012; Markus & Nurius, 1986; Oyserman & James, 2011). Een roker kan bijvoorbeeld graag een gezonde, marathon-lopende niet-roker willen worden. Hij zal zich dan zo gedragen dat hij de niet-rokende marathonloper wordt, door te stoppen met roken en te trainen voor een marathon. Het is ook mogelijk dat een roker een duidelijk beeld heeft van wie hij juist niet wil worden, bijvoorbeeld een ernstig zieke longpatiënt. In dit geval zal de roker zich zo gedragen dat hij kan voorkomen dat dit beangstigende beeld van zichzelf werkelijkheid wordt, wederom door te stoppen met roken. De toekomstige identiteit speelt daarmee een belangrijke rol in het precieze stoppen-met-roken-gedrag.
Verandering van aan roken gerelateerde identiteit in de tijd
Is het nu zo dat een ‘echte roker’, zoals Louis, altijd een roker blijft? Of kan identiteit ook veranderen? Binnen de psychologie bestaan er verschillende ideeën over de vraag of iemands identiteit (niet specifiek gerelateerd aan roken) altijd hetzelfde blijft. Sommige onderzoekers zien identiteit als een vaststaand gegeven. Zij benadrukken dat mensen vooral hun identiteit willen behouden (Hagger, Anderson, Kyriakaki, & Darkings, 2007; Hitlin, 2003). Andere onderzoekers stellen dat identiteit wel kan veranderen, bijvoorbeeld als reactie op belangrijke gebeurtenissen (Kearney & O’Sullivan, 2003). Een diagnose kanker kan bijvoorbeeld een aanleiding zijn voor een identiteitsverandering.
Uit onderzoek blijkt identiteit in relatie tot roken wel degelijk kan veranderen. Rokers gaan zichzelf in de loop van de tijd steeds meer als roker zien en ex-rokers gaan zichzelf minder als roker zien naarmate ze langer zijn gestopt (Meijer et al., 2017, 2018b). Identiteit wordt dus beïnvloed door gedrag. Tegelijkertijd wordt gedrag beïnvloed door identiteit, zoals hierboven is beschreven. Er is dus een wederzijdse relatie tussen identiteit en gedrag. Daarnaast heeft de sociale omgeving invloed op iemands identiteit. Rokers en ex-rokers die de indruk hebben dat hun omgeving wil dat zij stoppen met roken, identificeren zich in de loop van de tijd steeds meer met het stoppen met roken (Meijer et al., 2017). Het blijkt gemakkelijker om een nieuwe identiteit (zoals die van niet-roker) aan te nemen als dit past binnen de sociale omgeving (Iyer, Jetten, Tsivrikos, Postmes, & Haslam, 2009).
Verschillende psychologische processen kunnen een identiteitsverandering vergemakkelijken (Meijer et al., 2018a). Uit interviews blijkt dat ex-rokers een sterkere identiteit krijgen als niet-roker als zij voelen dat zij daadwerkelijk kunnen stoppen met roken. Daarbij is het belangrijk dat zij zichzelf blijven zien als, in essentie, dezelfde persoon. Mensen die het gevoel hebben zichzelf kwijt te raken als zij stoppen met roken vinden het moeilijker om zichzelf als niet-roker te gaan zien. Sommige mensen geven aan dat zij zichzelf niet meer herkennen sinds zij zijn gestopt met roken. Voor deze mensen is het moeilijker om een identiteit als niet-roker te krijgen. Zij beschrijven zichzelf als een ‘roker die niet rookt’ en houden op de langere termijn het stoppen niet vol (Meijer et al., 2018a). Tenslotte lijkt identiteit gemakkelijker te veranderen als mensen een meer flexibele kijk hebben op hun verschillende identiteiten. Het is moeilijker om een ‘niet-roker’ te worden voor iemand die vindt dat een niet-roker nooit mag hebben gerookt en nooit trek heeft in een sigaret, dan voor iemand die van mening is dat een niet-roker gerookt kan hebben, maar succesvol is gestopt (Meijer et al., 2018a).
Er zijn op het moment geen behandelingen voor rokers die specifiek gericht zijn op identiteit. Er is wel onderzocht of een schrijfopdracht hierbij zou kunnen helpen. Eerder onderzoek liet zien dat andere aspecten van identiteit, bijvoorbeeld sportidentiteit, kunnen veranderen door een schrijfoefening (King, 2001; Layous, Nelson, & Lyuobomirksy, 2013; Murru & Martin Ginis, 2010; Ouellette, Hessling, Gibbons, Reis-Bergan, & Gerrard, 2005; Oyserman, Destin, & Novin, 2015). Tot nu toe is er eenmaal een schrijfoefening onderzocht die gericht was op het veranderen van iemands identiteit als ‘iemand die stopt met roken’ (Meijer, Gebhardt, Van Laar, Van den Putte, & Evers, 2018c). De deelnemers schreven over waarom stoppen met roken past bij wie zij willen zijn en hoe ze willen leven. Dit onderzoek liet zien dat de ‘stopper’ identiteit door de schrijfopdracht wel iets veranderde, maar de verandering was klein en tijdelijk. Het is belangrijk om dit verder te onderzoeken.
De invloed van opleidingsniveau op rokersidentiteit en rokersidentiteitsverandering
Roken komt meer voor bij laagopgeleiden. Recente cijfers laten zien dat 10% van de hoger opgeleide Nederlanders dagelijks rookt, ten opzichte van 25% van de lager opgeleiden (Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging, 2017). Hiermee vergroot roken de gezondheidsverschillen tussen hoger opgeleiden (die gemiddeld gezonder zijn) en lager opgeleiden (die gemiddeld ongezonder zijn). Laagopgeleide rokers roken daarnaast meer en hebben meer moeite om te stoppen. Ze bevinden zich vaker in een omgeving waar wordt gerookt. Eerder werd al beschreven dat de sociale omgeving van belang is voor hoe mensen zichzelf zien. Je zou dus verwachten dat mensen die zich bevinden in een omgeving waar veel wordt gerookt -zoals geldt voor veel lager opgeleide rokers- zich meer identificeren met roken en minder met niet-roken.
Uit onderzoek blijkt dit inderdaad dat lager opgeleide rokers zichzelf meer zien als roker dan hoger opgeleide rokers (Meijer et al., 2015, 2017). Ook hebben zij meer moeite om zichzelf te zien als niet-roker. Tegelijkertijd maakt de ‘niet-roker identiteit’ voor lager opgeleide rokers meer uit dan voor hoger opgeleide rokers. Terwijl hoger opgeleide rokers over het algemeen wel willen stoppen met roken, geldt dit onder lager opgeleide rokers met name voor diegenen die zichzelf meer kunnen zien als niet-roker.
Eerder werd al beschreven dat rokers zichzelf steeds meer als roker gaan zien, naarmate ze langer roken (Meijer et al., 2017). Dit geldt met name voor lager opgeleide rokers: hun roker identiteit wordt sneller sterker, in vergelijking met hoger opgeleide rokers. Ook als lager opgeleide rokers stoppen met roken, blijven zij zichzelf langer als roker zien (Meijer et al., 2017). Het stoppen met roken wordt daarmee iets dat niet past bij de identiteit, wat het moeilijker maakt om het niet roken vol te houden. Het is dus van groot belang om manieren te vinden om juist lager opgeleide rokers te helpen om zichzelf meer als niet-roker te gaan zien.
Over de onderzoeksmethode
In het onderzoek van Meijer hebben rokers vragen beantwoord via vragenlijsten of interviews. Hierbij werden rokers meestal gedurende een aantal maanden of jaren gevolgd. Bij vragenlijsten en interviews is het mogelijk dat mensen sociaal wenselijke antwoorden geven, bijvoorbeeld wanneer zij aangeven dat ze zijn gestopt terwijl ze in werkelijkheid roken. Resultaten van deze onderzoeksmethoden zijn echter betrouwbaar, ook in groepen waar een sociale wenselijkheid verondersteld kan worden (Van der Aalst & De Koning, 2016). Dit wil zeggen dat de resultaten van een vragenlijst sterk overeenkomen met de resultaten van een test waarmee objectief kan worden vastgesteld of mensen roken.
Conclusie
Dit artikel laat drie belangrijke resultaten zien: Ten eerste is identiteit belangrijk voor stoppen met roken, het niet-roken moet namelijk passen bij ‘wie ik ben’. Ten tweede blijkt dat aan roken gerelateerde identiteit kan veranderen in de tijd. Ten derde is het moeilijker voor rokers met een lager opleidingsniveau om zichzelf als niet-roker te gaan zien.
Wat betekent dit voor jou, als je rookt? Het is van groot belang dat het niet-roken gaat passen bij wie je bent als persoon. Denk er eens over na waarom je een niet-roker zou willen zijn. Waarom past stoppen met roken beter bij wie jij bent, dan blijven roken? Er zijn nog geen behandelingen ontwikkeld die zich specifiek richten op identiteit bij het stoppen met roken. Vervolgonderzoek moet daarom meer inzicht geven in hoe identiteit kan veranderen en hoe stoppen-met-roken behandelingen of campagnes op identiteit in kunnen spelen. Er moet vooral aandacht worden gegeven aan lager opgeleide rokers: naar verwachting hebben zij de meeste baat bij een identiteit als niet-roker. Hierdoor zullen uiteindelijk meer rokers, zoals Esther en Louis, succesvol kunnen stoppen met roken.
Referenties
Barreto, M. L., & Frazier, L. D. (2012). Coping with life events through possible selves. Journal of Applied Social Psychology, 42(7), 1785-1810.
Bem, D. J. (1972). Self-perception theory. Advances in Experimental Social Psychology, 6,1-62.
Hagger, M. S., Anderson, M., Kyriakaki, M., & Darkings, S. (2007). Aspects of identity and their influence on intentionalbehavior: Comparing effects for three health behaviors. Personality and Individual Differences, 42(2), 355-367.
Hitlin, S. (2003). Values as the core of personal identity: Drawing links between two theories of self. Social Psychology Quartlery, 66(2), 118-137.
Iyer, A., Jetten, J., Tsivrikos, D., Postmes, T., & Haslam, S. A. (2009). The more (and the more compatible) the merrier: Multiple group memberships and identity compatibility as predictors of adjustment after life transitions. British Journal of Social Psychology, 48(4), 707-733.
Kearney, M. H., & O’Sullivan, J. (2003). Identity shifts as turning points in health behavior change. Western Journal of Nursing Research, 25(2), 134-152.
King, L. A. (2001). The health benefits of writing about life goals. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(7), 798-807.
Layous, K., Nelson, S. K., & Lyubomirsky, S. (2013). What is the optimal way to deliver a positive activity intervention? The case of writing about one’s best possible selves. Journal of Happiness Studies, 14(2), 635-654.
Lindgren, K. P., Neighbors, C., Gasser, M. L., Ramirez, J. J., & Cvencek, D. (2016). A review of implicit and explicit substance self-concept as a predictor of alcohol and tobacco use and misuse. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 1-10.
Markus, H., & Nurius, P. (1986). Possible selves. American Psychologist, 41, 954-969.
Meijer E., Gebhardt W.A., Dijkstra A., Willemsen M.C. & Van Laar C. (2015). Quitting smoking: The importance of non-smoker identity in predicting smoking behaviour and responses to a smoking ban. Psychology & Health 30(12): 1387-1409.
Meijer, E., Gebhardt, W. A., Van Laar, C., Kawous, R., & Beijk, S. C. A. M. (2016). Socioeconomic status in relation to smoking: The role of (expected and desired) social support and quitter identity. Social Science & Medicine, 162, 41-49.
Meijer, E., Gebhardt, W. A., Van Laar, C., Van den Putte, B., & Evers, A. W. M. (2018d). Strengthening quitter self-identity: An experimental study. Psychology & Health, online first.
Meijer, E., Van den Putte, B., Gebhardt, W. A., Van Laar, C., Bakk, Z., Dijkstra, A., ... & Willemsen, M. C. (2018b). A longitudinal study into the reciprocal effects of identities and smoking behaviour: Findings from the ITC Netherlands Survey. Social Science & Medicine, 200, 249-257.
Meijer, E., van Laar, C., Gebhardt, W. A., Fokkema, M., van den Putte, B., Dijkstra, A., ... & Willemsen, M. C. (2017). Identity change among smokers and ex-smokers: Findings from the ITC Netherlands Survey. Psychology of Addictive Behaviors, 31(4), 465.
Meijer, E., Vangeli, E., Gebhardt, W. A., & Van Laar, C. (2018a) Identity processes in smokers who want to quit smoking: A longitudinal interpretative phenomenological analysis. Manuscript in revisie.
Meijer, E., Verbiest, M. E., Chavannes, N. H., Kaptein, A. A., Assendelft, W. J., Scharloo, M., & Crone, M. R. (2018c). Smokers’ identity and quit advice in general practice: General practitioners need to focus more on female smokers. Patient Education and Counseling,101(4), 730-737.
Murru, E. C., & Martin Ginis, K. A. (2010). Imagining the possibilities: The effects of a possible selves intervention on self-regulatory efficacy and exercise behaviour. Journal of Sport & Exercise Psychology, 32(4), 537-554.
Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging. (2015). Roken: een aantal feiten op een rij. Utrecht: Trimbos Instituut.
Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging. Roken onder volwassenen: Kerncijfers 2016. Utrecht: Trimbos Instituut; 2017.
Ouellette, J. A., Hessling, R., Gibbons, F. X., Reis-Bergan, M., & Gerrard, M. (2005). Using images to increase exercise behaviour: Prototypes versus possible selves. Personality and Social Psychology Bulletin, 31(5), 610-620.
Oyserman, D., Destin, M., & Novin, S. (2015). The context-sensitive future self: Possible selves motivate in context, not otherwise. Self and Identity, 14(2), 173-188.
Oyserman, D., & James, L. (2011). Possible identities. In S. J. Schwartz, K. Luyckx, & V. L. Vignoles (Eds.), Handbook of Identity Theory and Research (pp. 117-145). New York: Springer.
Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup con_ict. In W. G. Austin & S. Worchel (Eds.), The social psychology of intergroup relations (pp. 33-47). Monterey, CA: Brooks/Cole Publishing Company.
Tajfel, H., & Turner, J. C. (1986). The social identity theory of intergroup behavior. In S. Worchel & W. G. Austin (Eds.), The psychology of intergroup relations (pp. 7-24). Chicago, IL: Nelson-Hall.
West, R. (2006). Theory of addiction. Oxford: Blackwell, Addiction Press.