WWW: het Wereldwijde Web of het Wilde Westen voor Waanwijsheden? Hoe misinformatie zich verspreidt en wie hier de dupe van is.
Terug naar januari 2021: je zit vanwege de Corona pandemie thuis en besluit voor wat afleiding en ontspanning door sociale media te scrollen. Binnen een paar seconden kom je berichten tegen over microchips in vaccins, COVID-verspreiding via het 5G-netwerk, en president Trump die voorstelt om desinfectiemiddelen te injecteren als oplossing voor COVID-19. Sociale media zijn een absolute verzamelplaats voor huis-, tuin- en keukenartsen, doemdenkers, en complottheoretici geworden. Je lacht de misinformatie makkelijk weg, want niemand gelooft hier echt in. Toch?
Afbeelding: Pexels.com
Je moet het beestje bij zijn naam noemen, maar wat is die naam?
Wanneer we onwaarheden en foute informatie tegenkomen, zijn we snel geneigd om ze als ‘misinformatie’ of ‘nepnieuws’ te bestempelen. Maar wat betekenen deze termen? Misinformatie is een brede term die onderscheiden moet worden van begrippen zoals desinformatie, malinformatie en nepnieuws. Deze termen worden zowel in het dagelijks leven als in de wetenschap vaak door elkaar gehaald. Die spraakverwarring bemoeilijkt de missie van wetenschappers die hier helderheid over willen scheppen (van der Linden, 2022).
Desinformatie verwijst naar onwaarheden die bewust worden gecreëerd met de intentie om mensen te misleiden en schade toe te brengen (Humprecht et al., 2020; Qinyu et al., 2021). Het idee dat het injecteren van bleek- of desinfectiemiddelen helpt om COVID-19 te genezen, is hier een concreet voorbeeld van. Ook malinformatie omvat informatie die opzettelijk verspreid wordt met de bedoeling om mensen of organisaties schade toe te brengen, maar hier gaat het om het manipuleren van feiten. Bij malinformatie wordt op zichzelf juiste informatie uit de oorspronkelijke context gehaald om zo een verwrongen of misleidend beeld te schetsen (El Mikati et al., 2023). Een bekend voorbeeld zijn de e-mails van Hillary Clintons campagneleider die gelekt werden tijdens de presidentscampagne van 2016. De informatie was feitelijk correct maar werd specifiek ingezet om het imago van Clinton te schaden en invloed uit te oefenen op de verkiezingen.
Nepnieuws is een moeilijkere term om te definiëren omdat het zowel opzettelijke als onbedoelde verspreiding van onjuiste informatie kan omvatten. Nepnieuws wordt vooral gebruikt in de context van mediacommunicatie en politieke debatten en minder in wetenschappelijke publicaties. Donald Trump is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld van iemand die de term zeer regelmatig gebruikt en daarmee heeft bijgedragen aan de popularisering ervan (Wang et al., 2019). Zo hanteert Trump de term vooral graag wanneer reguliere media iets publiceren dat hem in een kwaad daglicht stelt; dit soort publicaties bestempelt hij al snel als nepnieuws (Woodward, 2020).
Dan is er nog misinformatie. Net als desinformatie berust misinformatie op onwaarheden, maar het onderscheid zit in de intentie: misinformatie is informatie die gecreëerd en verspreid wordt zónder de uitdrukkelijke bedoeling om anderen te misleiden (Lewandowsky et al., 2012; Qinyu et al., 2021; Wang et al., 2019). Juist omdat de intentie van iemands actie vaak maar moeilijk te achterhalen is, kiezen sommige wetenschappers er ook voor om misinformatie breder te definiëren: als informatie die strijdig is met het best beschikbare bewijsmateriaal (Vraga & Bode, 2020). Deze term kan dus verwijzen naar feitelijke onwaarheden, maar ook naar misleidende informatie die, zonder kwade bedoelingen, mensen kan beïnvloeden (van der Linden, & Kyrychenko, 2024). Voortbouwend op het werk van wetenschappers die in dit onderzoeksdomein actief zijn, hanteert dit artikel misinformatie als een overkoepelende term voor alle vormen van foutieve of misleidende informatie. Tenzij kwade bedoelingen met zekerheid kunnen worden vastgesteld, gaan we er dus van uit dat de foutieve informatie zonder opzet werd verspreid (Wang et al., 2019; Wu et al., 2019).
Misinformatie, een probleem van deze generatie?
Dat mensen informatie, en dus ook misinformatie, delen is niet nieuw. Het verspreiden van misinformatie speelde een sleutelrol in de aanloop naar de heksenprocessen in het Amerikaanse stadje Salem (1692), de massahysterie die ontstond tijdens de Spaanse griep van 1918, en de ophef rond het Bof, Mazelen en Rodehond (BMR)-vaccin bij de laatste eeuwwisseling (DeStefano, 1999). Hoewel het dus van alle tijden is, hebben de sociale media de potentiële impact van misinformatie naar nieuwe hoogtes getild (Denniss & Lindberg, 2025).
Sociale media verbinden mensen wereldwijd en maken het hen mogelijk hun sociale netwerk uit te breiden zonder dat ze daarvoor de deur uit hoeven. Waar iemands ‘in-groep’ vroeger vooral bestond uit mensen uit de directe omgeving, kan die groep tegenwoordig ook bestaan uit personen die geografisch ver van ons vandaan zijn – simpelweg omdat we een online omgeving met hen delen (Olvera et al., 2021). Die verschuiving vergroot niet enkel ons bereik, maar verhoogt ook de snelheid waarmee we ideeën en informatie verspreiden. Precies dit gegeven maakt sociale media ook een vruchtbare bodem voor de verspreiding van misinformatie. Een voorbeeld hiervan binnen de gezondheidssector is de verspreiding van sociogene ziektes. Sociogene ziektes zijn een vorm van sociale besmetting, waarbij fysieke klachten zich binnen een hechte groep mensen snel verspreiden, zonder dat hiervoor een medische oorzaak bestaat (Bartholomew & Wessely, 2002). Hoewel dit fenomeen niet pas is ontstaan in het internettijdperk, heeft het internet het bereik en de verspreiding van ziektesymptomen vergemakkelijkt (Frey et al., 2022; Giedinghagen, 2023; Müller-Vahl et al., 2022). Zo beweerde Jan Zimmermann, een bekende Duitse YouTuber, in 2019 aan het syndroom van Gilles de la Tourette te lijden. Hoewel specialisten zijn tics ongeloofwaardig en bizar achtten, groeide Zimmermanns populariteit. Met zijn stijgende populariteit zagen Duitse klinieken een opvallende toename van jongeren die meenden aan Tourette te lijden, maar bizarre, tic-achtige symptomen vertoonden die erg vergelijkbaar met of zelfs identiek waren aan die van Zimmermann. In sommige gevallen herstelden de jongeren volledig zodra artsen duidelijk maakten dat ze niet voldeden aan de kenmerken van een Tourette-diagnose. Dit suggereert dat op zijn minst een deel van hun symptomen te wijten viel aan de door sociale media aangewakkerde overtuiging dat ze aan Tourette leden (Müller-Vahl et al., 2022).
Dokter Google: Vriend of vijand?
De grenzeloosheid van het internet biedt talrijke voordelen, zoals grootschalige uitwisseling tussen culturen, onderwijs op afstand, en een snelle verspreiding van accurate informatie. Helaas opent het ook de deur voor de snelle verspreiding van misleidende informatie, pseudowetenschap, en waanwijsheden. Dit geldt in het bijzonder voor informatie over gezondheidskwesties, die tegenwoordig op elk moment slechts een paar klikjes van ons verwijderd is.
Na Finland lijkt Nederland zelfs primus van de klas als het om het online opzoeken van gezondheidsinformatie gaat (Eurostat, 2022). Zo lang mensen hun gezondheidsinformatie van betrouwbare websites halen, kan het internet een deel van de druk op medisch personeel verlichten (Hughes et al., 2020; Jia et al., 2021). Als mensen online gebruik zouden kunnen maken van solide eerstelijnshulp en geen afspraak zouden hoeven maken, zouden huisartsen dringende gevallen sneller kunnen helpen. Mooi! Maar helaas wordt het merendeel van de informatie die online te vinden is niet gereguleerd of geverifieerd en is er dus volop ruimte voor misleidende, ongenuanceerde, of zelfs foutieve informatie (Faraon et al., 2020). Daarbij leiden online-zoekopdrachten over gezondheidsklachten, ook wanneer ze betrekking hebben op onschuldige kwaaltjes, snel naar catastrofale ziektes (White & Horvitz, 2009): wie googelt op hoofdpijn is één klik verwijderd van een hersentumor en twee klikken van de dood. De overdaad aan alarmerende informatie kan makkelijk een escalatie van symptomen in gang zetten.
Het gebrek aan regulering van websites die over gezondheidsklachten gaan en de escalatie van symptomen die daardoor voortdurend op de loer ligt, zou net een averechts effect kunnen hebben op onze gezondheidszorg wanneer mensen online gevonden misinformatie accepteren. Aan de ene kant is denkbaar dat mensen hierdoor hun doktersafspraak uitstellen en bijgevolg met stress, angst, en mogelijk levensbedreigende aandoeningen blijven zitten (Wang et al., 2019). Aan de andere kant zou het ervoor kunnen zorgen dat mensen doktersafspraken maken voor banale klachten en de diagnose van hun dokter in twijfel trekken zodra die afwijkt van de informatie die ze online vonden (Jungmann et al., 2020; Wang et al., 2019). Een enquête onder zo’n 700 artsen door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en de Nederlandse Omroepstichting (NOS) toont aan dat misinformatie over gezondheidsklachten een groot probleem is binnen Nederlandse spreekkamers. Niet alleen geeft meer dan 80% van de artsen aan dat ze regelmatig in aanraking komen met dit soort misinformatie; bijna de helft van hen zegt dat het hun werkdruk verhoogt, omdat ze tijd moeten besteden aan het betwisten van foutieve informatie over gezondheidsproblemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat artsen het internet en sociale media zien als belangrijke bronnen van misinformatie (KNMG, 2024).
Aangezien het internet niet meer weg te denken valt en veel mensen, vooral jongeren, heel wat tijd in die online-omgeving doorbrengen, is het belangrijk om te achterhalen wie er vatbaar is voor zulke misinformatie. Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt bijvoorbeeld dat jongeren gemiddeld zo’n zes uur per dag achter het scherm zitten (Trimbos-instituut, 2020).
Wie is vatbaar voor misinformatie?
Meerdere factoren dragen eraan bij dat sommigen vatbaarder zijn voor misinformatie dan anderen. Dan gaat het om dingen zoals leeftijd, mediageletterdheid, opleidingsniveau, waar informatie verkregen wordt, hoe makkelijk informatie verkrijgbaar is en persoonlijkheidskenmerken. Deze zaken kunnen allemaal invloed hebben op iemands neiging om misinformatie te accepteren. Maar het precieze plaatje – welke combinatie van factoren bij welke groep het zwaarst weegt – kennen wetenschappers niet. Tot op heden is er simpelweg nog niet genoeg onderzoek gedaan om sterke conclusies te trekken en wordt vatbaarheid voor misinformatie mogelijk zelfs beïnvloed door de specifieke inhoud van die informatie, wat generaliseren moeilijk maakt. Zo wijst het meeste onderzoek bijvoorbeeld uit dat oudere mensen vatbaarder zijn voor misinformatie; sommige wetenschappers brengen dit in verband met de lagere mediageletterdheid van ouderen (Brashier & Schacter, 2020; Guess et al., 2019; Pan et al., 2021). Maar deze bevindingen zouden dan weer niet opgaan voor misinformatie over COVID-19, waardoor jongeren zich juist makkelijker lieten meeslepen dan ouderen (Roozenbeek et al., 2020). De invloed van leeftijd op de acceptatie van misinformatie zou dus weleens kunnen samenhangen met de context waarin de informatie gepresenteerd wordt. Andere demografische factoren die mogelijk een rol spelen zijn opleiding en maandelijks inkomen. Beide zijn gerelateerd aan het vermogen om analytisch te denken, en precies dat vermogen maakt mensen minder vatbaar voor misinformatie (Pan et al., 2021; Wolverton & Stevens, 2020).
Wat persoonlijkheidskenmerken betreft: daarvan staat wel vast dat ze een rol spelen in hoe vatbaar iemand is voor misinformatie (Calvillo et al., 2024; Taurino et al., 2023; Wolverton & Stevens, 2020). Zo zijn consciëntieuze mensen, die vaak veel zelfdiscipline vertonen en graag nauwgezet en analytisch te werk gaan, minder gevoelig voor misinformatie. Ze verspreiden het ook minder dan degenen die lager scoren op dit persoonlijkheidskenmerk (Calvillo et al., 2024). Extraverte mensen, die genieten van sociaal contact, en actiegericht en impulsief zijn, horen bij de grootste sociale mediagebruikers en blijken vatbaarder voor misinformatie dan zij die lager scoren op extraversie (Aluja et al., 2003; Huang, 2019; Sharma et al., 2014). Hetzelfde geldt voor mensen die hoog scoren op neuroticisme. Deze karaktertrek gaat gepaard met piekeren en het vaker ervaren van sombere emoties, wat kan leiden tot het sneller aanvaarden van misinformatie, vooral wanneer die betrekking heeft op negatieve dingen (Aldinger et al., 2014; Calvillo et al., 2024).
Voor een beter begrip van de nuances in het verband tussen diverse factoren en de vatbaarheid voor misinformatie is grondiger wetenschappelijk onderzoek vereist. Waar we vooral meer zicht op moeten krijgen, is hoe al die factoren bijdragen aan het omarmen van misinformatie over gezondheid en hoe dat vervolgens gezondheidsklachten beïnvloedt. De constante stroom aan informatie waarmee we dagelijks worden geconfronteerd, benadrukt het belang en de urgentie van dit soort onderzoek.
Wat doet dat nu écht, die misinformatie?
Tijdens de COVID-19- pandemie werd voor de eerste keer duidelijk dat het internet een verzamelplaats voor complottheoretici en paniekzaaiers werd en dat hun misinformatie de symptoombeleving van mensen kan beïnvloeden. Misinformatie over microchips in vaccins en COVID-19-verspreiding via 5G-netwerken moedigde mensen aan in het rapporteren van symptomen die voornamelijk voortkwamen uit angst en niet uit een medische aandoening (Rocha et al., 2021). Maar ook zonder pandemie is de impact van misinformatie op symptoombeleving inmiddels zichtbaar. Australisch onderzoek toonde bijvoorbeeld onlangs aan dat de TikTok-algoritmes voor mensen met eetstoornissen veel meer video’s bevatten die ongezonde eetpatronen aanbevelen, ook wanneer zijzelf zulke video’s nooit opzochten of erop reageerden. Hoe meer deze mensen met zo’n algoritme te maken kregen, hoe ernstiger hun eetstoornis (Griffiths et al., 2024). Zo’n algoritme kan dus niet enkel echokamers creëren waar mensen bekrachtigd worden in ongezonde patronen, maar mogelijk ook iemands symptomen verergeren. Zoals gezegd: jongeren brengen vaak meerdere uren per dag door op sociale media en de informatie die erop te vinden is wordt nu eenmaal weinig gereguleerd. Dit voorbeeld laat zien hoe belangrijk het is om meer inzicht te krijgen in welke factoren van invloed zijn op de informatie die we tegenkomen, hoe we die informatie verwerken, wat we hiervan voor waar houden en welke informatie we zelf verspreiden.
Wat moeten we daar dan mee?
Hoewel er nog veel onderzoek moet gebeuren om gericht en effectief te kunnen optreden tegen misinformatie die via sociale media wordt verspreid, kunnen een aantal zaken sowieso helpen. Dat we dingen op hun feitelijkheid controleren voordat we ze via de sociale media uitventen kunnen we tot onderdeel van de normale omgangsvormen maken. Dat we misinformatie actief tegenspreken met correcte informatie evenzeer. En natuurlijk zijn campagnes waarin mensen bewust worden gemaakt van de gevaren van misinformatie nooit ver weg (Roozenbeek & van der Linden, 2022; Walter & Murphy, 2018). Ook het eisen dat websites en platformen informatie modereren om zo de verspreiding van misinformatie tegen te gaan, is een goede zaak (Lerman et al., 2024).
In lijn met het idee dat voorkomen beter is dan genezen, wordt er tegenwoordig zwaarder ingezet op preventie. Om deze boodschap over te brengen wordt vaak de ‘inentingstheorie’ in stelling gebracht. Die beveelt aan om mensen vooraf bewust te maken van en te waarschuwen voor mogelijke misinformatie, want dat zou hen weerbaarder maken (McGuire & Papageorgis, 1961; Maertens et al., 2025). Met dit in het achterhoofd zijn er in verschillende landen reeds preventiemaatregelen in werking gezet. De reikwijdte daarvan wisselt. Aan de extreme kant van het spectrum zit Australië dat onlangs een verbod op sociale media afkondigde voor jongeren onder de 16 jaar (Department of Infrastructure, Transport, Regional Development, Communications and the Arts, 2024). Hoe dit er precies zal uitzien, welke platformen gereguleerd gaan worden en of zo’n drastische ingreep werkt, zal nog moeten blijken. Ook binnen Europa zijn er verschillende landen die een verhoging van de minimumleeftijd voor het gebruik van sociale media overwegen en die een EU-wijde regulatie opperen (Verhaeghe & Arnoudt, 2025).
We hoeven dus niet bij de pakken neer te zitten, ook al omdat onderzoek naar het verspreiden en accepteren van misinformatie niet stilstaat. Vooruitgang hierin zal helpen om effectieve maatregelen te ontwikkelen. Geen daarvan zal waterdicht zijn, maar ze bieden wel handvaten om ons een weg door het Wilde Westen voor Waanwijsheden te banen.
Literatuur
Aldinger, M., Stopsack, M., Ulrich, I., Appel, K., Reinelt, E., Wolff, S., ... & Barnow, S. (2014). Neuroticism developmental courses-implications for depression, anxiety and everyday emotional experience; a prospective study from adolescence to young adulthood. BMC Psychiatry, 14, 1-13. https://doi.org/10.1186/s12888-014-0210-2
Aluja, A., Garcıa, O., & Garcıa, L. F. (2003). Relationships among extraversion, openness to experience, and sensation seeking. Personality and Individual Differences, 35(3), 671-680. https://doi.org/10.1016/S0191-8869(02)00244-1
Bartholomew, R. E., & Wessely, S. (2002). Protean nature of mass sociogenic illness: from possessed nuns to chemical and biological terrorism fears. The British Journal of Psychiatry, 180(4), 300-306. https://doi.org/10.1192/bjp.180.4.300
Brashier, N. M., & Schacter, D. L. (2020). Aging in an Era of Fake News. Current Directions in Psychological Science, 29(3), 316-323. https://doi.org/10.1177/0963721420915872
Calvillo, D. P., León, A., & Rutchick, A. M. (2024). Personality and misinformation. Current Opinion in Psychology, 55, 101752. https://doi.org/10.1016/j.copsyc.2023.101752
Denniss, E., & Lindberg, R. (2025). Social media and the spread of misinformation: infectious and a threat to public health. Health Promotion International, 40(2), daaf023.
Department of Infrastructure, Transport, Regional Development, Communications and the Arts. (2024, December 4). Online Safety Amendment (Social Media Minimum Age) Bill 2024 – Fact sheet. Geraadpleegd op 7 mei 2025, van https://www.infrastructure.gov.au/department/media/publications/online-s...
DeStefano, F., & Chen, R. T. (1999). Negative association between MMR and autism. The Lancet, 353(9169), 1987-1988.
El Mikati, I. K., Hoteit, R., Harb, T., El Zein, O., Piggott, T., Melki, J., ... & Akl, E. A. (2023). Defining misinformation and related terms in health-related literature: scoping review. Journal of Medical Internet Research, 25, e45731. https://doi.org/10.2196/45731
Eurostat (2022, April 6). EU citizens: over half seek health information online. https://ec.europa.eu/eurostat/en/web/products-eurostat-news/-/edn-202204...
Faraon, M., Jaff, A., Nepomuceno, L. P., & Villavicencio, V. (2020). Fake news and aggregated credibility: Conceptualizing a co-creative medium for evaluation of sources online. International Journal of Ambient Computing and Intelligence, 11(4), 93-117. http://doi.org/10.4018/IJACI.20201001.oa1
Frey, J., Black, K. J., & Malaty, I. A. (2022). TikTok Tourette’s: Are we witnessing a rise in functional tic-like behavior driven by adolescent social media use?. Psychology Research and Behavior Management, 3575-3585. https://doi.org/10.2147/PRBM.S359977
Giedinghagen, A. (2023). The tic in TikTok and (where) all systems go: Mass social media induced illness and Munchausen’s by internet as explanatory models for social media associated abnormal illness behavior. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 28(1), 270-278. https://doi.org/10.1177/13591045221098522
Griffiths, S., Harris, E. A., Whitehead, G., Angelopoulos, F., Stone, B., Grey, W., & Dennis, S. (2024). Does TikTok contribute to eating disorders? A comparison of the TikTok algorithms belonging to individuals with eating disorders versus healthy controls. Body Image, 51, 101807.
Guess, A., Nagler, J., & Tucker, J. (2019). Less than you think: Prevalence and predictors of fake news dissemination on Facebook. Science Advances, 5(1), eaau4586. http://doi.org/10.1126/sciadv.aau4586
Huang, C. (2019). Social network site use and Big Five personality traits: A meta-analysis. Computers in Human Behavior, 97, 280-290. https://doi.org/10.1016/j.chb.2019.03.009
Hughes, T., Meredith, F., Monteregge, S., Bennett, S., & Shafran, R. (2020). Medically unexplained symptoms in children: An experimental investigation of the impact of internet searching on parental responses. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 49, 91 - 103. https://doi.org/10.1017/S1352465820000752
Jia, X., Pang, Y., & Liu, L. S. (2021). Online health information seeking behavior: A systematic review. In Healthcare, 9(12), 1-15
Jungmann, S. M., Brand, S., Kolb, J., & Witthöft, M. (2020). Do Dr. Google and health apps have (comparable) side effects? An experimental study. Clinical Psychological Science, 8(2), 306-317. https://doi.org/10.1177/2167702619894904
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (2024, May 20). Medische desinformatie: een veelvoorkomend fenomeen in de spreekkamer. https://www.knmg.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/medische-desinformatie-...
Lerman, K., Chu, M. D., Bickham, C., Luceri, L., & Ferrara, E. (2024). Safe Spaces or Toxic Places? Content Moderation and Social Dynamics of Online Eating Disorder Communities. arXiv preprint arXiv:2412.15721.
Maertens, R., Roozenbeek, J., Simons, J. S., Lewandowsky, S., Maturo, V., Goldberg, B., ... & van der Linden, S. (2025). Psychological booster shots targeting memory increase long-term resistance against misinformation. Nature Communications, 16(1), 2062. https://doi.org/10.1038/s41467-025-57205-x
McGuire, W. J., & Papageorgis, D. (1961). The relative efficacy of various types of prior belief-defense in producing immunity against persuasion. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 62(2), 327.
Müller-Vahl, K. R., Pisarenko, A., Jakubovski, E., & Fremer, C. (2022). Stop that! It’s not Tourette’s but a new type of mass sociogenic illness. Brain, Volume 145(2), 476-480. https://doi.org/10.1093/brain/awab316
Nuwarda, R. F., Ramzan, I., Weekes, L., & Kayser, V. (2022). Vaccine hesitancy: Contemporary issues and historical background. Vaccines, 10(10), 1595. https://doi.org/10.3390/vaccines10101595
Olvera, C., Stebbins, G. T., Goetz, C. G., & Kompoliti, K. (2021). TikTok tics: A pandemic within a pandemic. Movement Disorders Clinical Practice, 8(8), 1200-1205. https://doi.org/10.1002/mdc3.13316
Pan, W., & Liu, D. & Fang, J. (2021). An examination of factors contributing to the acceptance of online health misinformation. Frontiers in Psychology, 12, 630268. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2021.630268
Rocha, Y. M., De Moura, G. A., Desidério, G. A., De Oliveira, C. H., Lourenço, F. D., & de Figueiredo Nicolete, L. D. (2021). The impact of fake news on social media and its influence on health during the COVID-19 pandemic: A systematic review. Journal of Public Health, 31, 1-10. https://doi.org/10.1007/s10389-021-01658-z
Roozenbeek, J., Schneider, C. R., Dryhurst, S., Kerr, J., Freeman, A. L., Recchia, G., ... & van der Linden, S. (2020). Susceptibility to misinformation about COVID-19 around the world. Royal Society Open Science, 7(10), 201199. https://doi.org/10.1098/rsos.201199
Roozenbeek, J., & van der Linden, S. (2022). How to combat health misinformation: a psychological approach. American journal of health promotion, 36(3), 569-575. https://doi.org/10.1177/08901171211070958
Sharma, L., Markon, K. E., & Clark, L. A. (2014). Toward a theory of distinct types of “impulsive” behaviors: A meta-analysis of self-report and behavioral measures. Psychological Bulletin, 140(2), 374–408. http://doi.org/10.1037/a0034418
Taurino, A., Colucci, M. H., Bottalico, M., Franco, T. P., Volpe, G., Violante, M., ... & Laera, D. (2023). To believe or not to believe: Personality, cognitive, and emotional factors involving fake news perceived accuracy. Applied Cognitive Psychology, 37(6), 1444-1454. https://doi.org/10.1002/acp.4136
Trimbos-instituut (2020). Hoeveel tijd brengen jongeren door achter een scherm? Wat is het sociale mediagebruik van kinderen? Alle feiten en cijfers over schermgebruik op een rij. https://www.trimbos.nl/kennis/digitale-media-gokken/expertisecentrum-dig...
van der Linden, S. (2022). Misinformation: susceptibility, spread, and interventions to immunize the public. Nature Medicine, 28(3), 460-467. https://doi.org/10.1038/s41591-022-01713-6
van der Linden, S., & Kyrychenko, Y. (2024). A broader view of misinformation reveals potential for intervention. Science, 384(6699), 959-960.
Verhaeghe, L. & Arnoudt, R. (2025, Mei 6). "Het is zoals bij sigaretten: als de overheid er zich niet mee bemoeit, verandert er weinig": experts vragen strenger smartphone beleid. VRT nws. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2025/05/05/wetenschappers-vragen-strenge-re...
Vraga, E. K., & Bode, L. (2020). Defining misinformation and understanding its bounded nature: Using expertise and evidence for describing misinformation. Political Communication, 37(1), 136-144. https://doi.org/10.1080/10584609.2020.1716500
Walter, N., & Murphy, S. T. (2018). How to unring the bell: A meta-analytic approach to correction of misinformation. Communication monographs, 85(3), 423-441.
Wang, Y., McKee, M., Torbica, A., & Stuckler, D. (2019). Systematic literature review on the spread of health-related misinformation on social media. Social Science & Medicine, 240, 112552. https://doi.org/10.1016/j.socscimed.2019.112552
White, R. W., & Horvitz, E. (2009). Cyberchondria: studies of the escalation of medical concerns in web search. ACM Transactions on Information Systems, 27(4), 1-37. https://doi.org/10.1145/1629096.1629101
Wolverton, C., & Stevens, D. (2020). The impact of personality in recognizing disinformation. Online information review, 44(1), 181-191. https://doi.org/10.1108/OIR-04-2019-0115
World Health Organization. (2020, February 2). Novel Coronavirus (2019-nCoV) situation report - 13. https://www.who.int/docs/default-source/coronaviruse/situation-reports/2...
Woodward, A. (2020, October 2). ‘Fake news’: A guide to Trump’s favourite phrase – and the dangers it obscures. The Independent. https://www.independent.co.uk/news/world/americas/us-election/trump-fake...
Wu, L., Morstatter, F., Carley, K. M., & Liu, H. (2019). Misinformation in social media: definition, manipulation, and detection. ACM SIGKDD explorations newsletter, 21(2), 80-90. https://doi.org/10.1145/3373464.3373475