Hoe begrijpen we het afwijkende brein?

Zeventig jaar geleden werd voor het eerst de DSM samengesteld: de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het doel van dit classificatiesysteem van psychische aandoeningen was om communicatie tussen behandelaars te vergemakkelijken en internationaal onderzoek te faciliteren. Nu, zoveel jaar later, worden diagnoses of ‘classificaties’ als Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) uitgebreid onderzocht en staat men met grote regelmaat voor dilemma’s, onduidelijkheden, en discussie. Want wat is iets als ADHD nu eigenlijk, waar komt het vandaan, en benaderen we het wel op de juiste manier? 

Afbeelding via Rawpixel

Om ADHD te begrijpen, is ‘reïficatie’ volgens sommigen een belangrijke term. Het idee van reïficatie – letterlijk ‘tot ding maken’ – houdt in dat we als mensen vaak een concept creëren om fenomenen die we waarnemen in de wereld te beschrijven, en vervolgens dat concept gaan zien als iets dat daadwerkelijk buiten ons bestaat. Het wordt ook wel gezien als drogredenering. Onderzoekers als Dehue (2014) en Te Meerman en collega’s (2017) van de Rijksuniversiteit Groningen bestuderen ADHD en ons begrip daarvan vanuit het oogpunt van reïficatie: We hebben bepaalde gedragsuitingen, zoals veel bewegen en het kwijtraken van spullen, geclassificeerd als ADHD (in de DSM; een beschrijving). Vervolgens wordt er vaak gesteld dat die bepaalde gedragsuitingen veroorzaakt worden door ADHD (een verklaring). ‘Jij bent snel afgeleid, omdat je ADHD hebt’. Zo’n cirkelredenering houdt natuurlijk geen stand. Deze wetenschappers stellen dan ook dat een dergelijke benadering van ADHD als stoornis, normafwijkend gedrag onterecht medicaliseert, en het probleem neerlegt bij het individu met de diagnose. Daarnaast creëert het de illusie dat we de oorzaken van het gedrag begrijpen, maar dat blijkt niet het geval (zie bijvoorbeeld Van Hulst, Werkhoven, & Durston, 2021 [i]).

In de psychiatrie ligt al geruime tijd de focus op het verklaren van ‘stoornissen’ als ADHD middels de biologie – genetische factoren, die bepaalde afwijkingen in het brein veroorzaken, waar vervolgens ADHD-typische gedragsuitingen uit voortkomen. Na dertien jaar onderzoek naar potentiële oorzaken in genen en het brein kwamen Durston en haar team tot de conclusie dat we de oorzaak in de biologie eigenlijk nog niet kunnen vinden (zie Durston in Studium Generale, 2018 [ii]; Van Hulst et al., 2021). Er zijn kleine verschillen in breinactiviteit, een kandidaat-gen, en bepaalde hersengebieden die kleiner of groter zijn – maar de variantie is enorm, en de overlap tussen individuen met en zonder ADHD-diagnose zijn groot (Dehue et al., 2017; Hoogman et al., 2017; Postema et al., 2021). Ook als we kijken naar gedragsuitingen zelf (bijvoorbeeld hyperactiviteit of aandachtsvermogen) is de variantie binnen de groep met ADHD, en de overlap met diegenen zonder ADHD, substantieel, en de rol van contextuele factoren (zoals onrust in het gezin of overvolle klassen) lijkt groot (Weissenberger et al., 2017).

Terwijl men door blijft zoeken naar de oorzaken van wat we ADHD noemen, roepen anderen op om kritisch te kijken naar de gevolgen van ADHD als label, in plaats van de oorzaken van ADHD als stoornis. Aan dat label zitten zowel voordelen als nadelen. Voordelen van het label zitten bijvoorbeeld in toegang tot hulpbronnen, zoals cognitieve gedragstherapie en medicatie, of verbinding met een lotgenoten (Werkhoven, Anderson, & Robeyns, 2022). Voor volwassenen met een late ADHD-diagnose is het vaak een opluchting: een diagnose erkent en valideert de problemen waar ze vaak al jarenlang tegenaan lopen (Hansson Halleröd et al., 2015). Tegelijkertijd legt het label van ADHD de focus juist op het individu met de diagnose: die moet in therapie, behoeft medicatie, of moet naar een speciale school als ze nog jong zijn. Het stigmatiseert en medicaliseert bepaald gedrag (Te Meerman et al., 2017), en een diagnose kan in sommige gevallen juist leiden tot verminderd welzijn (Werkhoven et al., 2022). Voor kinderen communiceert een diagnose dat ze ziek zijn, dat er iets mis met ze is – terwijl veel kinderen het simpelweg zien als onderdeel van wie ze zijn (Te Meerman, 2019). 

Het bovenstaande leidt tot de vraag over balans tussen identiteit en diagnose. De DSM is een levend document. Net zoals het concept van autisme als het ware evolueert – naar herkenning van andere gedragsuitingen in meisjes en vrouwen, en van hoog functionerend autisme – verandert ook onze conceptie van ADHD. Zo erkennen we sinds de 90-er jaren dat ADHD ook bij volwassenen kan voorkomen (Lange et al., 2010), en ‘ontdekken’ we nieuwe symptomen zoals emotionele dysregulatie (Shaw et al., 2014; Kooij et al., 2019). Maar als ADHD slechts een human-made classificatie, ofwel een beschrijving van gedrag is, wat betekent het dan dat we het concept van ADHD uitbreiden en herdefiniëren? Creëren we een illusie van uitgebreider begrip van de diagnose ADHD? Dichten we steeds meer aspecten van onze identiteit toe aan een stoornis? Of leren we ADHD als stoornis wel degelijk beter begrijpen? 

Het antwoord is niet vanzelfsprekend, noch eenduidig. Zo schoot kritiek van de British Psychological Society op de DSM-5 (2011) bij sommigen met een ADHD-diagnose in het verkeerde keelgat, omdat zij het idee hadden dat hun problematiek werd gebagatelliseerd. Ook de stelling dat ADHD stiekem een superpower is, stuit een groot deel van de mensen met de diagnose tegen de borst, omdat het de problemen waar zij in hun dagelijks leven mee te maken hebben enorm miskent. Desalniettemin dragen de inzichten van wetenschappers als Te Meerman, Dehue, en Durston bij aan een beter begrip en bewustzijn van wat ADHD is – en vooral, wat het niet is. 

Referenties

British Psychological Society (2011). Response to the American Psychiatric Association: DSM-5 development. Leicester: BPS.

Dehue, T. (2014). Betere mensen: Over gezondheid als keuze en koopwaar. Atlas Contact.

Dehue, T., Bijl, D., de Winter, M., Scheepers, F., Vanheule, S., van Os, J., … Verhoeff, B. (2017). Subcortical brain volume differences in participants with attention deficit hyperactivity disorder in children and adults. The Lancet Psychiatry, 4(6), 438–439. https://doi.org/10.1016/S2215-0366(17)30158-X

Hansson Halleröd, S.L., Anckarsäter, H., Råstam, M. et al. Experienced consequences of being diagnosed with ADHD as an adult – a qualitative study. BMC Psychiatry 15, 31 (2015). https://doi.org/10.1186/s12888-015-0410-4

Hoogman, M., Bralten, J., Hibar, D. P., Mennes, M., Zwiers, M. P., Schweren, L. S. J., … Franke, B. (2017). Subcortical brain volume differences in participants with attention deficit hyperactivity disorder in children and adults: a cross-sectional mega-analysis. The Lancet Psychiatry, 4(4), 310–319. https://doi.org/10.1016/S2215-0366(17)30049-4

Kooij J.J.S., Bijlenga D, Salerno L, Jaeschke R, Bitter I, Balázs J, … & Ashertin, P. (2019).  Updated European Consensus Statement on diagnosis and treatment of adult ADHD. European Psychiatry, 56(1), 14–34. http://dx.doi.org/10.1016/j.eurpsy.2018.11.001

Lange, K. W., Reichl, S., Lange, K. M., Tucha, L., & Tucha, O. (2010). The history of attention deficit hyperactivity disorder. Attention deficit and hyperactivity disorders, 2(4), 241–255. https://doi.org/10.1007/s12402-010-0045-8

Postema, M. C., Hoogman, M., Ambrosino, S., Asherson, P., Banaschewski, T., Bandeira, C. E., … Francks, C. (2021). Analysis of structural brain asymmetries in attention-deficit/hyperactivity disorder in 39 datasets. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 62(10), 1202–1219. https://doi.org/10.1111/JCPP.13396

Shaw, P., Stringaris, A., Nigg, J. & Leibenluft, E. (2014). Emotional dysregulation and Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder. American Journal of Psychiatry, 171(3), 276–293. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.2013.13070966

Te Meerman, S., Batstra, L., Grietens, H., & Frances, A. (2017). ADHD: a critical update for educational professionals. International Journal of Qualitative Studies on Health and Well-being, 12(sup1). https://doi.org/10.1080/17482631.2017.1298267

Te Meerman, S. (2019). ADHD and the power of generalization: Exploring the faces of reification. Rijksuniversiteit Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.84379221

Weissenberger, S., Ptacek, R., Klicperova-Baker, M., Erman, A., Schonova, K., Raboch, J., & Goetz, M. (2017). ADHD, lifestyles and comorbidities: A call for an holistic perspective - From medical to societal intervening factors. Frontiers in Psychology, 8, 454. https://doi.org/10.3389/FPSYG.2017.00454/BIBTEX

Werkhoven, S., Anderson, J. H., & Robeyns, I. A. M. (2022). Who benefits from diagnostic labels for developmental disorders? Developmental Medicine & Child Neurology, 00:1-6. https://doi.org/10.1111/dmcn.15177

[i] https://www.scientificamerican.com/article/we-need-to-rename-adhd/
[ii] https://www.sg.uu.nl/video/2018/02/adhd-en-de-grenzen-van-wetenschap