De kracht van een goed verhaal

Bijna iedereen kent het gevoel wanneer je compleet opgaat in een goed boek of een spannende film. Soms kunnen mensen zich zó inleven in een verhaal, dat zij zelfs tegen de personages beginnen te praten. Dit fenomeen, waarbij een persoon compleet in een verhaal wordt gezogen, wordt in de sociale wetenschap transportation genoemd. Maar waarom gebeurt dit eigenlijk? En wat voor gevolgen heeft dit voor de lezer of kijker? 

Afbeelding van Eyüp Belen via Pexels

De term transportation werd geïntroduceerd door psychologen Green en Brock (2000). Zij baseerden hun definitie op een beschrijving van de psycholoog en taalwetenschapper R.J. Gerrig (1993). In zijn beschrijving vertelt hij over een reiziger die een nieuwe wereld betreedt, waardoor bepaalde plekken van zijn eigen wereld ontoegankelijk voor hem worden. Wanneer de reiziger terugkeert naar zijn eigen wereld is hij ietwat veranderd door zijn ervaring in de andere wereld. Dit is ook wat er gebeurt wanneer lezers of kijkers getransporteerd worden in een verhaal: zij sluiten zich af van hun eigen wereld, om vervolgens ietwat veranderd door de ervaring terug te keren. 

Om transportation op te laten treden, moet er een verhaallijn zijn met een duidelijk plot. Hierdoor kunnen alle mentale systemen, kennis ( cognitief), gevoel (affectief) en inbeelding (imagery) gericht zijn op de gebeurtenissen binnen het verhaal (Green & Brock, 2000). Hierbij maakt het niet uit of een verhaal fictief of non-fictief is. Een nieuwsrapportage is bijvoorbeeld minder transporterend dan een actiethriller vanwege het ontbreken van een verhaallijn, niet doordat het een non-fictief genre is (Green, Brock & Kaufman, 2004).

Transportation speelt een belangrijke rol in de vermakelijke en ontspannende werking van media. Er is zelfs empirisch bewijs dat transportation een belangrijke voorspeller is van plezier (Green, Brock & Kaufman, 2004; Tal-Or & Cohen, 2010). Transportation kan ook wel gezien worden als een geestestoestand, iets waar veel mensen naar streven. Er wordt ieder jaar immers veel geld uitgegeven aan boeken, films en streamingsdiensten. Door transportation kunnen mensen tijdelijk ontsnappen aan hun eigen tekortkomingen. Dit is een belangrijke ontspannende eigenschap van transportation (Green, Brock & Kaufman, 2004). Er wordt zelfs gesuggereerd dat mensen met weinig zelf vertrouwen en mensen die worstelen met emoties makkelijker getransporteerd worden in verhaallijnen (Greenwood, 2008).

Ook andere factoren kunnen van invloed zijn op het gemak waarmee iemand getransporteerd wordt. Zo heeft onderzoek laten zien dat je makkelijker getransporteerd wordt wanneer je kennis hebt over het onderwerp van het verhaal (Green, 2008). Verder hebben de omstandigheden waarin een lezer of kijker zich bevindt invloed op de mate waarin transportation kan optreden. Wanneer je je in een vliegtuig bevindt met een huilende baby zal er, bijvoorbeeld, minder snel transportation plaatsvinden vanwege afleiding. Als laatste heeft ook de kwaliteit van een tekst invloed op transportation. Zo blijkt het dat ‘bestsellers’ zich beter ontleenden voor transportation dan minder succesvolle boeken (Green & Brock, 2000). 

Naast vermaak heeft transportation een impliciete overtuigende kracht. Zo lieten Green en Brock (2000) in hun onderzoek mensen een kort verhaaltje lezen over een meisje dat bruut vermoord wordt in een winkelcentrum. Zij ontdekten dat mensen die getransporteerd werden in het verhaal het achteraf méér eens waren met stellingen die geïmpliceerd (maar niet expliciet genoemd) werden in het verhaal, zoals “winkelcentra zijn gevaarlijk” en “de wereld is onrechtvaardig”, in vergelijking met mensen die minder getransporteerd werden. 

Daarnaast ontdekten Green en Brock (2000) dat getransporteerde individuen minder kritisch nadachten over de inhoud van het verhaal dan minder getransporteerde individuen. Dit ontdekten zij door een methode die zij ‘Pinoccio circling’ noemen. Dit houdt in dat mensen een cirkel moesten zetten rondom passages in een verhaal die zij ongeloofwaardig vonden. De resultaten van het onderzoek lieten zien dat mensen die getransporteerd werden minder cirkels hadden gezet dan mensen die minder getransporteerd waren. Hieruit trokken de onderzoekers de conclusie dat transportation kritisch nadenken tegengaat. Iemand die getransporteerd wordt in een verhaal zal dus ook minder makkelijk een tegenstrijdige of onlogische gebeurtenis in het verhaal – ook wel plothole genoemd - ontdekken, dan iemand die minder getransporteerd is.

Samenvattend heeft een goed verhaal de kracht om ons in een andere wereld te transporteren, omdat al onze cognitieve systemen (kennis, gevoel en inbeelding) zich richten op de inhoud van het verhaal. Dit zorgt ervoor dat we onze zorgen of verveling tijdelijk kunnen vergeten. Tegelijkertijd kan een goed verhaal ons zelfs op een impliciete manier overtuigen, omdat we minder kritisch nadenken wanneer we getransporteerd zijn in een verhaal.  


Referenties

Gerrig, R. J. (1993). Experiencing narrative worlds: On the psychological activities of reading. Yale University Press. https://doi.org/10.12987/9780300159240

Green, M.C. (2008). Transportation Theory. The International Encyclopedia of Communication, W. Donsbach (Ed.). https://doi.org/10.1002/9781405186407.wbiect058

Green, M. C., & Brock, T. C. (2000). The role of transportation in the persuasiveness of public narratives. Journal of personality and social psychology, 79(5), 701. https://doi.org/10.1037//0022-3514.79.5.701

Green, M. C., Brock, T. C., & Kaufman, G. F. (2004). Understanding media enjoyment: The role of transportation into narrative worlds. Communication theory, 14(4), 311-327. https://doi.org/10.1111/j.1468-2885.2004.tb00317.x

Greenwood, D. N. (2008). Television as escape from self: Psychological predictors of media involvement. Personality and Individual Differences, 44(2), 414-424. https://doi.org/10.1016/j.paid.2007.09.001

Tal-Or, N., & Cohen, J. (2010). Understanding audience involvement: Conceptualizing and manipulating identification and transportation. Poetics, 38(4), 402-418. https://doi.org/10.1016/j.poetic.2010.05.004