De kracht van prosociaal gedrag tijdens de adolescentie

Ze zouden egoïstisch, oppervlakkig en vooral met zichzelf bezig zijn. Toch blijkt uit onderzoek dat veel jongeren sterk gemotiveerd zijn om iets goeds te doen voor anderen, van hun vrienden helpen tot zich voor de maatschappij inzetten. Hoe ontwikkelen jongeren eigenlijk hun vermogen om anderen te helpen? Wat betekent dat voor hun mentale gezondheid én voor de veerkracht van onze maatschappij?

Afbeelding: https://pixabay.com/nl/illustrations/groep-therapie-counseling-2351896/

Hersenontwikkeling en prosociaal gedrag

De adolescentie, de ontwikkelingsperiode tussen de kindertijd en volwassenheid, is een belangrijke periode waarin jongeren tussen de leeftijden van 10 en 24 jaar (Sawyer et al., 2018) zichzelf en hun rol in de maatschappij leren kennen. Deze zoektocht wordt dan ook gezien als een van de belangrijkste taken van deze periode (Crone & Dahl, 2012). Adolescenten maken vaak nieuwe vrienden, hebben misschien hun eerste romantische relatie en een eerste bijbaantje. Adolescenten leren daarmee om te navigeren in complexe sociale situaties en doen in rap tempo nieuwe sociale vaardigheden op. Hoewel ouders en/of verzorgers een belangrijke rol blijven spelen, worden adolescenten zelfstandiger en brengen ze meer tijd door met hun leeftijdsgenoten. Hierin speelt de motivatie om vriendschappen op te bouwen en geaccepteerd te worden een belangrijke rol (Güroğlu, 2020).

Eén van de bouwstenen om goede relaties met leeftijdsgenoten op te bouwen is prosociaal gedrag: gedrag met een voordeel voor anderen, zoals helpen en samenwerken. Prosociaal gedrag helpt bij het opbouwen en onderhouden van wederkerige sociale relaties. Ook helpt het adolescenten met hun sterke behoefte om zich gewaardeerd te voelen (Yeager et al., 2018) en een doel of betekenis te hebben (Fuligni, 2019). Door iets goeds te doen voor anderen ervaren adolescenten dat ze ertoe doen.

Hoewel jonge kinderen ook al anderen willen en kunnen helpen, verandert prosociaal gedrag sterk tijdens de adolescentie vanwege de grote fysieke, cognitieve en sociale veranderingen in deze ontwikkelingsperiode (Blakemore & Mills, 2014). Een van deze belangrijke veranderingen vindt plaats in de hersenen. Eerder onderzoek toont aan dat rijping in het ‘sociale breinnetwerk’ sterk gerelateerd is aan (pro)sociaal gedrag van adolescenten. Het sociale breinnetwerk bestaat uit hersengebieden die betrokken zijn bij socio-cognitieve processen (Blakemore & Mills, 2014), zoals het begrijpen van andermans gedachten (mentalizing). Deze hersengebieden blijven zich structureel en functioneel ontwikkelen tijdens de adolescentie (Blakemore & Mills, 2014). Veranderingen in prosociaal gedrag zouden daarom gekoppeld kunnen zijn aan de langdurige hersenontwikkeling tijdens de adolescentie. We zien bijvoorbeeld dat adolescenten naarmate ze ouder worden beter in staat worden om het perspectief van anderen in te nemen (Dumontheil et al., 2010), wat ook terug te zien is in de ontwikkelende hersengebieden die betrokken zijn bij socio-cognitieve processen (Blakemore, 2012). Tegelijkertijd laten adolescenten een verhoogde gevoeligheid zien naar hun sociale omgeving (Blakemore & Mills, 2014) vanwege de effecten van puberale hormonen op de hersenen (Goddings et al., 2014). Met andere woorden, deze sociale gevoeligheid zorgt ervoor dat adolescenten het als extra belonend kunnen ervaren om iets goeds te doen voor anderen. De combinatie van geavanceerde socio- cognitieve vaardigheden en verhoogde sociale gevoeligheid zorgt voor unieke kansen voor prosociaal gedrag, omdat adolescenten beter de behoeften van anderen begrijpen en hierop kunnen reageren (Crone & Fuligni, 2020). Kortom, de ontwikkeling die de hersenen tijdens de adolescentie doormaken, zorgt ervoor dat jongeren de nodige vaardigheden in huis hebben om anderen te kunnen helpen.

Prosociaal gedrag: wanneer, aan wie en waarom?

Voordat we ingaan op hoe jongeren anderen helpen en wat dit henzelf en de maatschappij oplevert, is het belangrijk om eerst in te zoomen op wat prosociaal gedrag precies is. Hoewel tot nu toe werd gesproken over prosociaal gedrag als een enkelvoudig construct, is prosociaal gedrag dit eigenlijk niet. De definitie van prosociaal gedrag is breed – elk vrijwillig gedrag dat anderen ten goede komt – en omvat uiteenlopende vormen van gedrag en onderliggende motivaties (Padilla-Walker & Carlo, 2014). Prosociaal gedrag kan op veel verschillende manieren voorkomen en hangt sterk af van de sociale context waarin het plaatsvindt. Denk aan het doneren van geld aan een goed doel, vertrouwen van een klasgenoot, geven van emotionele steun aan familie, of iets lekkers delen met je beste vriend.

Eén van de karakteristieken die prosociaal gedrag beïnvloedt, is de context (Carlo & Padilla-Walker, 2020). Dit betekent dat prosociaal gedrag van adolescenten afhankelijk is van de situatie waarin ze zich bevinden. Het maakt bijvoorbeeld verschil of ze anoniem kunnen blijven of worden geobserveerd door anderen. Onderzoek laat zien dat oudere adolescenten meer altruïstisch en anoniem hulpgedrag vertonen dan jongere adolescenten (Carlo et al., 2003). Een ander voorbeeld van context-afhankelijk prosociaal gedrag is dat individuen onderscheid maken of een ander al dan niet in nood is, zoals we ook zagen tijdens de coronacrisis (zoals doneren aan artsen). Een andere factor onderliggend aan multidimensionaal prosociaal gedrag is de target: het individu dat geholpen wordt (Carlo & Padilla-Walker, 2020). De meeste van onze sociale interacties zijn met mensen die we kennen, waarbij we ook onze percepties en verwachtingen vanuit eerdere ontmoetingen meenemen. Dit benadrukt dat prosociaal gedrag afhankelijk is van wie de andere persoon is. Tot slot bepaalt de onderliggende motivatie prosociaal gedrag (Carlo & Padilla-Walker, 2020). Prosociaal gedrag kan bijvoorbeeld variëren afhankelijk van of dit gedrag onzelfzuchtig of egoïstisch gedreven wordt.

Tieners helpen zeker alleen maar hun eigen vrienden?

Juist op het target-domein vinden interessante veranderingen plaats tijdens de adolescentie. Adolescenten ontdekken namelijk aan wie ze hulp kunnen bieden. We kunnen immers niet zomaar iedereen vertrouwen. Adolescenten leren bijvoorbeeld wat maakt dat we wél geld aan onze beste vriend zouden geven maar niet zomaar aan een onbekend persoon. Dat adolescenten leren wanneer prosociaal gedrag getoond kan worden en aan wie, blijkt ook uit onderzoek: we zien dat tijdens de adolescentie de mate waarin bij prosociaal gedrag onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende targets met leeftijd toeneemt. Zo werd in eerder onderzoek ontdekt dat 15- tot 18-jarigen hun hulpgedrag meer aanpassen aan de ontvanger van deze hulp dan jongere adolescenten tussen de 9 en 12 jaar (Güroğlu et al., 2014). Dat laat zien dat jongeren zich in het algemeen steeds meer aan hun sociale omgeving aanpassen. Het is belangrijk voor adolescenten om hun prosocialiteit in relatie tot meerdere targets te ontwikkelen en te ontdekken. Hoewel uit onderzoek blijkt dat prosociaal gedrag vaak in de eigen kleine kringen begint, weten we inmiddels steeds meer over de bijdragen van adolescenten aan de maatschappij. Hierbij worden adolescenten zelfs ook als ‘change makers’ gezien, waarbij ze de drijvende kracht vormen voor maatschappelijke veranderingen (Crone et al., 2024). Denk maar aan protesten tegen klimaatverandering of bezuinigingen in het onderwijs, waarbij je vooral jongeren op de voorgrond ziet.

Voor jonge individuen is het dan ook belangrijk om prosociaal gedrag te ontwikkelen dat zich op verschillende personen richt. Elk individu in de sociale wereld van jongeren (leeftijdsgenoten, vrienden, familieleden en maatschappij) heeft namelijk een unieke rol en kan jongeren iets bijbrengen. Adolescenten vormen dan ook niet alleen relaties met individuen in hun directe omgeving (bijvoorbeeld nieuwe vriendschappen) maar ook met anderen die verder van hen vandaan staan, zoals hun gemeenschap, goede doelen of de maatschappij als geheel. Een reden hiervoor kan zijn dat adolescenten zich steeds meer op anderen gaan richten (Crone & Dahl, 2012) én een groter bewustzijn van maatschappelijke kwesties laten zien (Watts et al., 2011). Om op te groeien tot een betrokken lid van de maatschappij, is het belangrijk dat adolescenten ook connecties aangaan met mensen of groepen die meer op afstand staan. Zo kunnen ze namelijk de prosociale waarden ontwikkelen die nodig zijn om prosociaal gedrag op maatschappelijk niveau te laten zien (Crone & Fuligni, 2020).

Longitudinaal onderzoek naar prosociaal gedrag tijdens de adolescentie

Om zicht te krijgen op de ontwikkelingen tijdens de adolescentie, wordt in de wetenschap vaak gebruikgemaakt van een longitudinaal onderzoeksdesign, zo ook in het onderzoek genaamd Brainlinks. In dit onderzoek zijn adolescenten over een periode van meerdere jaren driemaal onderzocht, met telkens 1 tot 2 jaar tussen de meetmomenten in. Tijdens elk meetmoment werd gekeken naar prosociaal gedrag en de bijbehorende ervaringen. Zo vulden deelnemers online vragenlijsten in, speelden ze experimentele taken, én lagen ze zelfs een uur in de MRI-scanner, zodat onderzoekers niet alleen op gedragsniveau maar ook op hersenniveau de ontwikkeling van prosociaal gedrag in kaart konden brengen. Zo is ontdekt dat de prosociale gedragingen die ontwikkeling laten zien, toenemen tijdens de adolescentie, niet alleen met de puberale ontwikkeling maar ook met de chronologische leeftijd (Sweijen et al., 2024). Oudere adolescenten vertoonden vergeleken met jongere adolescenten voornamelijk meer hulpgedrag, zoals emotionele steun bieden en waardevolle middelen zoals geld weggeven naar hun vrienden en leeftijdsgenoten. Ook bleek dat adolescenten die verder gevorderd zijn in leeftijd en puberteitsontwikkeling, meer aan goede doelen geven. Deze ontwikkelingstoenames in prosociaal gedrag naar degenen met wie adolescenten een persoonlijke relatie hebben en naar degenen die het nodig hebben, kunnen verklaard worden door het verbeterde vermogen van jongeren om de behoeften van anderen mee te nemen in hun keuzes (Crone et al., 2022; Crone & Dahl, 2012; van de Groep et al., 2020). Aan de andere kant liet prosociaal gedrag in een publieke setting, zoals iemand helpen terwijl anderen meekijken, een afname zien met leeftijd (Sweijen et al., 2024). Dit kan betekenen dat oudere adolescenten meer intrinsiek gemotiveerd gedrag laten zien en minder bezig zijn met wat anderen van hen verwachten (Meuwese et al., 2015).

Bovendien blijkt uit een studie tijdens de eerste maanden van de coronacrisis ook dat adolescenten hun hulpgedrag niet alleen aanpassen aan wie de ander is, maar ook aan de situatie op dat moment (Sweijen et al., 2022). Dit werd onderzocht aan de hand van een experimentele taak, waarin deelnemers kostbare munten konden delen met anderen, namelijk met een vriend, een onbekende leeftijdsgenoot en drie crisisgerelateerde targets (d.w.z. een medische arts, een coronapatiënt en een individu met een zwak immuunsysteem). Adolescenten gaven meer kostbare munten weg aan individuen die het op dat moment hard nodig hadden, zoals artsen en mensen met een zwakker immuunsysteem. Echter, dit geefgedrag nam af naarmate de pandemie vorderde en er meer hulpmiddelen zoals vaccinaties beschikbaar kwamen. Deze resultaten laten onder andere zien dat prosociaal gedrag sterk afhankelijk is van de context, juist tijdens de adolescentie wanneer er sociale veranderingen plaatsvinden en jongeren een verhoogde sociale gevoeligheid laten zien.

Tieners helpen dus niet alleen mensen binnen hun eigen kleine kring, zoals hun beste vrienden, maar hebben een sterke sociale antenne voor wie er op een bepaald moment hulp kan gebruiken.

Altijd oog hebben voor een ander, is dat wel goed voor tieners?

Naast de meerwaarde van het tonen van prosociaal gedrag voor de sociale relaties van adolescenten, is er nog een belangrijk voordeel: anderen helpen laat je simpelweg goed voelen. Het blijkt dat wanneer adolescenten anderen helpen, ze een beter subjectief welzijn ervaren, zoals een hogere tevredenheid over hun eigen leven, betere kwaliteit van vriendschappen en minder depressieve symptomen (Cash et al., 2024; Curry et al., 2018; Kurtović et al., 2021; Son & Padilla-Walker, 2020).

Vanwege deze positieve associatie tussen prosociaal gedrag en welzijn bestaat het idee dat prosociaal gedrag adolescenten veerkracht kan bieden, vooral in uitdagende tijden. In de huidige complexe samenleving staan jongeren voor nieuwe uitdagingen, zoals de klimaatcrisis, toenemende maatschappelijke ongelijkheden én recentelijk de coronacrisis. In het Urban Rotterdam project van het Erasmus SYNC lab is daarom onderzoek gedaan naar het welzijn van jongeren en jongvolwassenen uit de regio Rotterdam tijdens meerdere fases van de crisis, niet alleen tijdens eerste lockdowns maar ook in latere fases en zelfs na afloop van de crisis. In dit longitudinale onderzoeksproject is ook op het gebied van prosociaal gedrag in kaart gebracht in hoeverre adolescenten hun vrienden en familieleden hielpen door emotionele steun te bieden. Het bleek dat adolescenten op dagelijks niveau hun vrienden meer emotioneel steunden dan hun familieleden tijdens de coronacrisis, vooral rond de leeftijd van 16 jaar. Deze emotionele steun werd zelfs meer naarmate de crisis vorderde (Sweijen et al., 2022). Resultaten toonden ook aan dat adolescenten die hun vrienden en familie ondersteunden, een verhoogd welzijn ervoeren (Sweijen et al., 2025), vooral wanneer zij tijdens de eerste maanden van de coronacrisis hun familie emotioneel steunden. Deze positieve associatie kan verklaard worden door het gevoel van impact dat het adolescenten geeft (Telzer & Fuligni, 2009). Door anderen te helpen, kunnen adolescenten voldoen aan hun behoefte om van betekenis te zijn. Mogelijk was dit effect voor emotionele steun aan familieleden sterker tijdens de eerste maanden van de coronacrisis, mede door de plotselinge toename in tijd die werd doorgebracht met familie als gevolg van de overheidsmaatregelen.

Kortom, tot op zekere hoogte helpt het helpen van anderen ook tieners zelf. Ze kunnen zich er mentaal sterker door voelen, juist in moeilijke tijden.

Conclusie

Hoewel de essentie van prosociaal gedrag zit in het feit dat het iets oplevert voor de ander, kan het helpen van anderen ook jongeren zelf helpen. Zelfs kleinere of minder zichtbare manieren van helpen kunnen al veel impact hebben. Dat prosociaal gedrag belangrijke voordelen heeft, zo ook wat betreft de ontwikkeling van adolescenten tot volwassen leden van de maatschappij, betekent echter niet dat de ‘prosociale knop’ van jongeren op volume 100 moet en ze zich enkel moeten richten op het helpen van anderen. Minstens zo belangrijk is het voor adolescenten om te leren wanneer en in hoeverre ze anderen kunnen en willen helpen. We moeten namelijk ook leren wanneer het juist niet verstandig is om een ander te helpen of vertrouwen. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat van zijn ouders leert niet zomaar met vreemden mee te gaan. In het belang van jongeren zelf maar ook voor de toekomst van de maatschappij is het belangrijk om jongeren diverse kansen te bieden om kennis te maken met prosociaal gedrag. Zo kunnen jongeren zelf ontdekken wie zij willen zijn en wat zij willen betekenen voor anderen en de maatschappij.

Concrete tips: hoe we jongeren kansen kunnen bieden voor prosociaal gedrag

  • Specifiek voor onderwijsprofessionals: bekijk samen met jongeren de mogelijkheden om hen inspraak te geven op school. Voor jongeren die behoefte hebben om op andere manieren van betekenis te zijn, kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan initiatieven zoals buddyprogramma’s, huiswerkbegeleiding en vrijwilligerswerk in de buurt.
  • Specifiek voor wetenschappers: zet jongerenparticipatie in bij een volgend onderzoeksproject en vraag aan jongeren wat zij belangrijk vinden om te onderzoeken en hoe dit gedaan moet worden.
  • Voor iedereen: wees ervan bewust hoe mooi het kan zijn om elkaar met de kleine, alledaagse dingen in het leven te helpen en laat dit aan jongeren zien. Ze hoeven echt niet de nieuwe Greta Thunberg te zijn om ertoe te doen.

 

Referenties

Blakemore, S. J., & Mills, K. L. (2014). Is adolescence a sensitive period for sociocultural processing? Annual Review of Psychology, 65, 187-207. https://doi.org/10.1146/annurev-psych-010213-115202

Carlo, G., Hausmann, A., Christiansen, S., & Randall, B. A. (2003). Sociocognitive and behavioral correlates of a measure of prosocial tendencies for adolescents. The Journal of Early Adolescence, 23(1), 107-134. https://doi.org/10.1177/0272431602239132

Carlo, G., & Padilla-Walker, L. (2020). Adolescents’ prosocial behaviors through a multidimensional and multicultural lens. Child Development Perspectives, 14(4), 265-272. https://doi.org/10.1111/cdep.12391

Cash, T. A., Aknin, L. B., & Girme, Y. U. (2024). Everyday acts of kindness predict greater well-being during the transition to university. Social and Personality Psychology Compass, 18(6), e12972. https://doi.org/10.1111/spc3.12972

Crone, E. A., & Dahl, R. (2012). Understanding adolescence as a period of social-affective engagement and goal flexibility. Nature Reviews Neuroscience, 13, 636-650. https://doi.org/10.1038/nrn3313

Crone, E. A., & Fuligni, A. J. (2020). Self and others in adolescence. Annual Review of Psychology, 71, 447-469. https://doi.org/10.1146/annurev-psych-010419-050937

Crone, E. A., Sweijen, S. W., te Brinke, L. W., & van de Groep, S. (2022). Pathways for engaging in prosocial behavior in adolescence. Advances in Child Development and Behavior, 63, 149-190. https://doi.org/10.1016/bs.acdb.2022.03.003

Crone, E. A., van de Groep, S., & te Brinke, L. W. (2024). Can adolescents be game changers for 21st-century societal challenges? Trends in Cognitive Sciences, 28(6), 484-486. https://doi.org/10.1016/j.tics.2024.04.006

Curry, O. S., Rowland, L. A., Van Lissa, C. J., Zlotowitz, S., McAlaney, J., & Whitehouse, H. (2018). Happy to help? A systematic review and meta-analysis of the effects of performing acts of kindness on the well-being of the actor. Journal of Experimental Social Psychology, 76, 320-329. https://doi.org/10.1016/j.jesp.2018.02.014

Fuligni, A. J. (2019). The need to contribute during adolescence. Perspectives on Psychological Science, 14(3), 331-343. https://doi.org/10.1177/1745691618805437

Goddings, A.-L., Mills, K. L., Clasen, L. S., Giedd, J. N., Viner, R. M., & Blakemore, S.-J. (2014). The influence of puberty on subcortical brain development. NeuroImage, 88, 242-251. https://doi.org/10.1016/j.neuroimage.2013.09.073

Güroğlu, B. (2020). Adolescent brain in a social world: Unravelling the positive power of peers from a neurobehavioral perspective. European Journal of Developmental Psychology, 00(00), 1-23. https://doi.org/10.1080/17405629.2020.1813101

Güroğlu, B., Bos, W. van den, & Crone, E. A. (2014). Sharing and giving across adolescence: An experimental study examining the development of prosocial behavior. Frontiers in Psychology, 5, 1-13. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2014.00291

Kurtović, A., Vrdoljak, G., & Hirnstein, M. (2021). Contribution to family, friends, school, and community is associated with fewer depression symptoms in adolescents—Mediated by self-regulation and academic performance. Frontiers in Psychology, 11. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.615249

Meuwese, R., Crone, E. A., de Rooij, M., & Güroğlu, B. (2015). Development of equity preferences in boys and girls across adolescence. Child Development, 86(1), 145-158. https://doi.org/10.1111/cdev.12290

Padilla-Walker, L. M., & Carlo, G. (Red.). (2014). The study of prosocial behavior: Past, present, and future. In Prosocial Development: A Multidimensional Approach (p. 0). Oxford University Press. https://doi.org/10.1093/acprof:oso/9780199964772.003.0001

Son, D., & Padilla-Walker, L. M. (2020). Happy helpers: A multidimensional and mixed-method approach to prosocial behavior and its effects on friendship quality, mental health, and well-being during adolescence. Journal of Happiness Studies, 21, 1705-1723. https://doi.org/10.1007/s10902-019-00154-2

Sweijen, S., Brinke, L., van de Groep, S., & Crone, E. (2024). A longitudinal study of multidimensional prosocial behavior during adolescence. OSF. https://doi.org/10.31219/osf.io/4963j

Sweijen, S., van de Groep, S., Green, K., Toenders, Y., Crone, E., & Brinke, L. (2025). Adolescents’ emotional support to friends and family – A resiliency-promoting factor amidst and beyond the COVID-19 pandemic. OSF. https://doi.org/10.31219/osf.io/nfusg_v1

Sweijen, S. W., van de Groep, S., Green, K. H., te Brinke, L. W., Buijzen, M., de Leeuw, R. N. H., & Crone, E. A. (2022). Daily prosocial actions during the COVID-19 pandemic contribute to giving behavior in adolescence. Scientific Reports, 12(1), 1-15. https://doi.org/10.1038/s41598-022-11421-3

Telzer, E. H., & Fuligni, A. J. (2009). Daily family assistance and the psychological well-being of adolescents from Latin American, Asian, and European backgrounds. Developmental Psychology, 45(4), 1177-1189. https://doi.org/10.1037/a0014728

van de Groep, S., Zanolie, K., & Crone, E. A. (2020). Giving to friends, classmates, and strangers in adolescence. Journal of Research on Adolescence, 30(S2), 290-297. https://doi.org/10.1111/jora.12491

Watts, R. J., Diemer, M. A., & Voight, A. M. (2011). Critical consciousness: Current status and future directions. New Directions for Child and Adolescent Development, 2011(134), 43-57. https://doi.org/10.1002/cd.310

Yeager, D. S., Dahl, R. E., & Dweck, C. S. (2018). Why interventions to influence adolescent behavior often fail but could succeed. Perspectives on Psychological Science, 13(1), 101-122. https://doi.org/10.1177/1745691617722620

Auteur(s) van het artikel

Facebook