Ging het werkelijk zo? Hoe we persoonlijke ervaringen in ons geheugen kunnen (ver)vormen tijdens gesprekken met anderen

  • Vertaald door Zuyd Vertalingen

Gesprekken met anderen hebben invloed op hoe je je levensgebeurtenissen herinnert. Hoe gedetailleerd je een verhaal vertelt, hangt af van met welk doel je het vertelt en van de manier waarop de luisteraars reageren. Het kan zijn dat je het verhaal meerdere keren op dezelfde manier vertelt. Maar in andere gevallen vertel je een versie van het verhaal die onjuist is en soms ga je ook nog in die versie geloven. In dit artikel bespreken we onderzoek naar de processen waardoor gesprekken met anderen onze herinneringen aan bepaalde gebeurtenissen beïnvloeden.

Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/photos/boeken-pagina-s-verhaal-verhalen-1245690/)

Op 26 maart 2013 verscheen Brian Williams, nieuwslezer en hoofdredacteur van het Amerikaanse nieuwsprogramma NBC Nightly News, in de talkshow de Late Show with David Letterman. Tijdens het interview vertelde Williams een verhaal waarvan vele kijkers zich afvroegen of het een regelrechte leugen was of een verzonnen verhaal. Uiteindelijk verloor hij door dit verhaal zijn baan en raakte zijn reputatie onherstelbaar beschadigd.

Williams vloog zo'n tien jaar voor dit incident in een helikopter over Irak. De helikopter die voor hem vloog, werd beschoten en Williams en zijn kameraden moesten een noodlanding maken. Zo vertelde Williams het verhaal in ieder geval in bijna elke nieuwsrapportage en bijna elk interview voordat hij in de Late Show te zien was. Toen hij die avond tegenover Letterman zat, kwam Williams echter met een heel ander verhaal: hij speelde opeens een veel grotere rol in het verhaal over het helikopterdrama. Williams beweerde dat hij in de helikopter zat die werd beschoten en dat hij en de anderen een noodlanding moesten maken, nadat ze ternauwernood aan de dood ontsnapt waren. Deze veel spannendere versie van zijn verhaal vertelde Williams na de Late Show nog op een aantal andere momenten. De militairen die in de helikopter zaten die beschoten werd, trokken zijn verhaal uiteindelijk in twijfel. Toen aan het licht kwam dat bepaalde details in het verhaal van Williams niet klopten, werd hij flink bekritiseerd door de media en het publiek. Hoewel Williams op televisie zijn excuses aanbood, werd hij geschorst en uiteindelijk gedegradeerd.

Heeft Williams deze heftige publieke reactie en alles wat daarop volgde verdiend? Mensen vroegen zich af of hij met opzet had gelogen, of dat hij na al die jaren was vergeten wat er precies was gebeurd. Is het mogelijk dat iemand belangrijke stukken van een verhaal verandert zonder dat zelf door te hebben? Hoe kan het geheugen zo sterk veranderen? Williams werd misschien het slachtoffer van veelvoorkomende geheugenprocessen waarvoor wij allemaal gevoelig zijn. Ter illustratie gebruiken we de literatuur over herinneringen na gesprekken, waaruit blijkt dat in sommige gevallen het geheugen in grote mate kan worden vervormd wanneer we een verhaal opnieuw vertellen.

Herinneringen zijn beelden die door sociale invloeden kunnen veranderen

In tegenstelling tot wat veel mensen geloven, is het geheugen geen filmcollectie waaruit je een video kunt kiezen om nog eens af te spelen (Ost, Easton, Hope, French & Wright, in press; Patihis, Ho, Tingen, Lilienfeld & Loftus, 2014). Jarenlang onderzoek heeft aangetoond dat herinneringen soms onnauwkeurig zijn. Sir Frederic Bartlett werkte in de twintigste eeuw een van de meest invloedrijke geheugentheorieën van onze tijd uit. Tijdens een fase van het onderzoek werd aan de deelnemers gevraagd om de inheems Noord-Amerikaanse legende “War of the Ghosts“ te lezen en vervolgens op te schrijven hoe ze zich het verhaal herinnerden. Hij merkte op dat de versies die de deelnemers later opschreven soms afweken van het origineel. De deelnemers hadden details weggelaten of aangepast op zo’n manier dat het binnen hun eigen cultuur schema paste. Schema‘s zijn algemeen georganiseerde structuren die je helpen om iets te onthouden en later herinneringen op te halen (Roediger & DeSoto, 2015). Een typisch  schema voor ‘school’ kan bijvoorbeeld een gebouw zijn met klaslokalen, tafeltjes, docenten en leerlingen. Als je een foto te zien krijgt van een klaslokaal en je probeert je vervolgens te herinneren wat er op de foto te zien was, dan kan het zijn dat je bepaalde voorwerpen noemt die bij jouw  schema passen, terwijl deze eigenlijk niet op de foto te zien waren (bijvoorbeeld een krijtbord of bureau). Daarom is jouw herinnering aan het klaslokaal een onjuist beeld van de werkelijkheid; een reconstructie die door jouw schema is gevormd. In wezen stelde Bartlett (1932) dat onze herinneringen van voorbije gebeurtenissen vaak enkel reconstructies zijn in plaats van waarheidsgetrouwe beelden (Ost & Costall, 2002).

In zijn boek uit 1932 met de titel ’Remembering: A study in experimental and social psychology‘ benadrukte Bartlett de sociale aard van herinneringen (of het herinneren). Vervolgonderzoeken ondersteunen zijn bewering: er is aangetoond dat mensen vaak herinneringen bespreken en vormen in het bijzijn van anderen (Hirst & Echterhoff, 2012). Dit kunnen herinneringen aan alledaagse gebeurtenissen zijn (zoals je iedere doorsnee dag in een dagboek zou opschrijven; Pasupathi, McLean, & Weeks, 2009) of aan belangrijke zaken (zoals wanneer je getuige bent van een strafbaar feit; Paterson & Kemp, 2006; Skagerberg & Wright, 2008). Kort samengevat worden de meeste herinneringen gestuurd en gevormd door middel van een  schema. Dat gebeurt vaak in sociale verbanden. Er zijn dus veel verklaringen waarom het verhaal over de helikoptervlucht boven Irak van Brian Williams na zo veel jaar is veranderd. In dit artikel gaan we in op de verschillende verklaringen uit de literatuur over herinneringen na gesprekken.

Over de context en het publiek: Williams’ doel was amuseren, niet informeren

Tijdens een gesprek zal de spreker zich meer op evaluatieve en affectieve informatie richten dan op de logische volgorde van een gebeurtenis, omdat hij liever zijn mening of gevoelens deelt over wat er is gebeurd (Hyman, 1994). Verhalen hoeven daarom tijdens gesprekken niet per se gedetailleerde beelden te zijn die in chronologische volgorde worden verteld (Marsh, 2007). Bij een van de onderzoeken namen de onderzoekers telefoongesprekken op tussen nieuwe ouders en hun vrienden en familie over de geboorte van de baby. In het begin bespraken de ouders enkel de belangrijkste zaken, zoals het geslachten de gezondheid van het kindje. Verhalende omschrijvingen van de geboorte van het kind, kwamen pas later ter sprake (Tenney, 1989).

Wat betreft het aangepaste verhaal van Williams, is het belangrijk om te melden dat hij te gast was bij een programma dat bedoeld is om kijkers te vermaken. Williams was die avond geen nieuwslezer. Hij vertelde een verhaal dat de kijkers, die actie en spanning willen en het vooral boeiend vinden als het verhaal uit de eerste hand wordt verteld, zou amuseren, niet informeren. Uit onderzoek blijkt dat mensen vaak overdrijven om anderen te amuseren. Dudukovic, Marsh, and Tversky (2004) hebben bijvoorbeeld de deelnemers van hun onderzoek gevraagd een verhaal te lezen en vervolgens na te vertellen met als doel te amuseren of te informeren. Iemand anders moest beoordelen in welke mate het verhaal correct of amuserend was, terwijl hij niet wist dat de spreker het verhaal expres op een bepaalde manier vertelde. Wanneer de verhalen werden beoordeeld als amusant, klopten ze vaak niet helemaal. Amusante verhalen werden verteld in een verhalende stijl: op zelfverzekerde wijze, vaak in de tegenwoordige tijd, en overdreven. Ook voegden de sprekers details toe, of ze lieten er juist weg. Toen de deelnemers van het onderzoek van Marsh en Tversky (2004) gebeurtenissen uit hun eigen leven moesten vertellen, heeft 61% van de deelnemers later toegegeven hun verhaal te hebben aangepast. Vaak lieten de deelnemers bepaalde details weg en maakten ze hun verhaal mooier. Ze vertelden hun verhaal meerdere keren en 76% van de verhalen was veranderd. De deelnemers gaven aan dat ze hun verhaal aan hun publiek aanpasten.

Waarom is het publiek dat het verhaal te horen krijgt zo’n belangrijke factor? Volgens het principe van co-constructie worden herinneringen tijdens gesprekken door de spreker en zijn sociale omgeving beïnvloed (Pasupathi, 2001). Een spreker vertelt vaak een gedetailleerder verhaal aan een publiek dat aandachtig luistert en oplettend is. Daardoor onthoudt de spreker zijn verhaal langer (Pasupathi, Stallworth, & Murdoch, 1998). Daarnaast passen sprekers hun verhaal aan zodat het geschikt is voor een bepaald publiek en daardoor kan hun onderliggende herinnering worden beïnvloed. Higgins en Rholes (1978) lieten de deelnemers van hun onderzoek bijvoorbeeld een omschrijving lezen van een stimuluspersoon die zowel positieve als negatieve en onduidelijke resultaten bevatte. De deelnemers moesten daarna een bericht schrijven aan een persoon die de stimuluspersoon wel of niet aardig vond. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers negatieve berichten schreven aan mensen die de persoon niet sympathiek vonden, en positieve berichten aan mensen die de persoon wel sympathiek vonden. Bovendien kwamen de herinneringen van de deelnemers aan de oorspronkelijke beschrijving van de stimuluspersoon overeen met de verdraaiingen in de boodschap die ze voor de ontvanger hadden geschreven. De deelnemers hadden de beschrijvingen in hun boodschap veranderd, zodat deze aansloot bij de mening van de ontvanger, en deze veranderingen beïnvloedden hun latere herinneringen. De onderzoekers noemden dit het saying-is-believing-effect, maar het wordt ook wel eens audience tuning genoemd (Hellmann, Echterhoff, Kopietz, Niemeier, & Memon, 2011). In het kort: als een herinnering als gevolg van gesprekken is veranderd, zal het verhaal daarna meer overeenkomen met de laatste keer dat het werd verteld dan met de originele herinnering. Dit komt mogelijk door het herstructureren van schema's die als leidraad dienen voor wanneer het verhaal opnieuw wordt verteld, net als dat er selectief informatie wordt gedeeld (Marsh & Tversky, 2000).

De gevolgen van herhaaldelijk navertellen op latere herinneringen: Williams heeft vele malen verteld over zijn ervaring

Doordat Williams zijn verhaal op veel verschillende momenten aan zoveel verschillende mensen heeft verteld, is zijn beschrijving waarschijnlijk langzaamaan bijgeschaafd en veranderd. Zoals eerder vermeld, passen sprekers de details van hun verhaal aan aan hun eigen doel, en aan de interesses en veronderstelde voorkennis van hun publiek. Mensen herinneren zich dus meestal meer over een gebeurtenis dan ze vertellen (Pasupathi, 2001). Het is gebleken dat we tijdens een gesprek selectief zijn in de informatie die we over onze herinneringen delen en dat details die we niet vertellen, en dus niet herhalen, misschien worden weggelaten wanneer we het verhaal later opnieuw vertellen. Dit fenomeen wordt  retrieval induced forgetting genoemd en doet zich waarschijnlijk voor omdat we ons details die we anderen vertellen beter herinneren, terwijl de herinneringen aan de details die we in ons verhaal achterwege laten langzaam afzwakken en verdwijnen (Anderson, Bjork, & Bjork, 1994).

Het verhaal dat Brian Williams vertelde over zijn pijnlijke ervaring in de lucht boven Irak, is op verschillende momenten vastgelegd. Waarschijnlijk heeft hij nog een aantal andere, minder formele, versies van zijn verhaal verteld die niet zijn vastgelegd, zoals tijdens discussies met vrienden, familie en collega's. Elke keer dat Williams zijn verhaal vertelde, legde hij waarschijnlijk de nadruk op de aspecten die zijn publiek het meest interessant zou vinden, en liet hij de minder spannende details weg. Elke keer dat hij het verhaal opnieuw vertelde, kon zijn herinnering aan de gebeurtenis veranderen, zodat zich langzaam het verhaal vormde dat hij uiteindelijk aan Letterman vertelde. De geleidelijke verandering in zijn verhaal komt zelfs naar voren in een blog die hij in 2008 schreef als eerbetoon aan een oorlogsveteraan. Hierin schreef Williams dat de helikopter die voor de zijne vloog vanaf de grond werd aangevallen, en dat de vier helikopters hierachter in brand vlogen. Vijf jaar later vertelde Williams niet dat zijn helikopter ’in brand vloog’, maar dat hij in de helikopter zat die werd geraakt. 

Een verkeerde bron toekennen: Williams heeft zijn verhaal mogelijk door elkaar gehaald met dat van anderen

Onnauwkeurigheden in herinneringen die een mix zijn van de herinneringen van meerdere personen kunnen het gevolg zijn van fouten in  source monitoring Source monitoring houdt verband met het vermogen van een persoon om de bron van de informatie die hij zich herinnert, te identificeren (Johnson, Hashtroudi, & Lindsay, 1993). Nadat iemand zijn herinneringen aan een gebeurtenis met anderen heeft besproken, kan hij gaan denken dat dingen die anderen erover gezegd hebben echt gebeurd zijn, terwijl dat niet zo is. Zo lieten Meade en Roediger (2002) een deelnemer en een complotgenoot foto's zien van taferelen uit een typisch huishouden (denk aan een keuken, slaapkamer, bureau). Daarna moesten de deelnemer en de complotgenoot de spullen opnoemen die ze zich nog herinnerden gezien te hebben. In deze fase noemde de complotgenoot spullen op die helemaal niet op de foto's stonden. Toen de deelnemers later tijdens een individuele test moesten zeggen welke spullen ze zich herinnerden van de taferelen, noemden ze soms ook de spullen die de complotgenoot had genoemd. Deze spullen waren echter helemaal niet aanwezig in het originele tafereel. Deze resultaten laten zien dat een herinnering tijdens gesprekken van de een op andere persoon overgebracht kan worden. Dat wordt social contagion of memory genoemd (Roediger, Meade, & Bergman, 2001).

Williams heeft zijn ervaring mogelijk besproken met degenen die in de helikopter zaten die geraakt werd. Het kan zijn dat Williams informatie en details over de gebeurtenis heeft opgepikt tijdens interviews en oppervlakkige gesprekken, en dat deze na verloop van tijd onderdeel zijn geworden van zijn herinneringen.

Het belang van egocentrisme: Williams gaf zichzelf een belangrijkere rol

Fouten bij source monitoring komen vaak voort uit egocentrisme. Mensen kunnen de details die iemand anders heeft verteld aanzien voordetails die ze zelf hebben verteld. Hyman en zijn collega's lieten deelnemers apart van elkaar woordenlijsten uit hun hoofd leren. Daarna moesten de deelnemers in tweetallen zeggen welke woorden ze zich nog herinnerden (Hyman, Roundhill, Werner, & Rabiroff, 2014). Sommige woorden waren daarvoor aan beide personen getoond, andere woorden slechts aan een van de twee en weer andere aan geen van beiden. Nadat ze samen moesten zeggen welke woorden ze zich herinnerden, voerde elke deelnemer een taak uit met betrekking tot source-monitoring. Bij deze taak moesten ze bij elk woord dat ze zich herinnerden, zeggen waar dit woord vandaan kwam. De deelnemers wezen veel verkeerde bronnen toe aan hun herinneringen. Deze fouten kwamen vooral voort uit egocentrisme. De deelnemers noemden namelijk vaker zichzelf als bron dan hun partner.

Praktijkvoorbeelden van egocentrisme bij onderzoeken naar herinneringen zijn in de literatuur vastgelegd. Na het Watergate-schandaal in de Verenigde Staten heeft psycholoog Ulric Neisser de getuigenis van John Dean, voormalig lid van de raad van de White House Counsel tijdens het presidentschap van Nixon, grondig geanalyseerd (Neisser, 1981). Dean gaf het Watergate Investigating Committeegedetailleerde informatie over geheime gesprekken, die later opgenomen bleken te zijn. De zaak bood dus een unieke kans om Deans versie van het verhaal te vergelijken met wat er werkelijk was gezegd. Neisser stelde vast dat Dean de grote lijnen van de gesprekken goed had verteld, maar dat hij zich niet veel herinnerde van specifieke gebeurtenissen. Daarnaast zag Neisser dat Dean zichzelf vaak een belangrijkere en grotere rol in het verhaal gaf en gebeurtenissen dramatiseerde, zoals Williams ook deed.

Conclusie: Williams biedt publiekelijk zijn excuses aan voor zijn erg menselijke fout

Tijdens een interview met Matt Lauer bij The Today Show van NBC, enkele maanden na de controversiële blunder, bood Williams zijn excuses aan voor zijn gedrag. Ook legde hij uit hoe het kon gebeuren. Hij wees op de “dubbele standaard” die hij hanteerde bij zijn woordkeus voor op zijn werk en daarbuiten. Williams gaf toe dat zijn “ego” ervoor gezorgd had dat hij zichzelf een belangrijkere rol in het verhaal wilde geven. Hij zei ook dat hij het verhaal jarenlang goed heeft verteld, totdat uiteindelijk “in mijn hoofd alles door elkaar is geraakt” en zijn versie van het verhaal niet meer klopte. Williams hield vol dat hij niet opzettelijk heeft geprobeerd om mensen te misleiden. Met zijn uitleg lijkt het inderdaad mogelijk dat zijn herinnering aan de gebeurtenis werd beïnvloed door een combinatie van de verschillende factoren die in dit artikel naar voren komen. Soms vertelde hij zijn verhaal met het doel om mensen te vermaken, waardoor  retrieval induced forgetting er mogelijk voor gezorgd heeft dat hij zich de verfraaide versie van zijn verhaal herinnerde, wat ten koste ging van de juiste details. 

Herinneringen ophalen door middel van gesprekken heeft een grote invloed op hoe we ons gebeurtenissen herinneren. Door herinneringen op te halen met anderen brengen we informatie over onszelf over, leren we over anderen en scheppen en onderhouden we sociale banden (Hyman, 1994; Marsh, 2007). Wanneer individuen een gebeurtenis met anderen bespreken, doen zij dit vaak met het doel om hun publiek te vermaken en om sociaal bezig te zijn, niet om te informeren. In zo'n geval wordt er vaak op een verhalende manier verteld en wordt de originele gebeurtenis vaak overdreven of verdraaid (Dudukovich et al., 2004). Bovendien hebben we een selectief geheugen als het gaat om specifieke periodes uit het verleden: we onthouden de gebeurtenissen die bijdragen aan een positief zelfbeeld (Harris, Sutton, & Barnier, 2010). Brian Williams heeft waarschijnlijk iets gedaan wat veel mensen geneigd zijn om te doen: in een poging om zijn publiek te vermaken en sociaal te zijn, heeft hij bepaalde details mooier gemaakt en zichzelf een belangrijkere rol in het verhaal gegeven. Dat zijn herinnering aan een gebeurtenis van lang geleden vertekend was, kwam waarschijnlijk doordat hij er door de jaren heen verschillende keren over verteld heeft aan verschillende soorten publiek en met verschillende doeleinden. Wanneer alle verhalen zo onder de loep zouden worden genomen als dat van Williams, zouden maar weinig mensen in aanmerking komen voor beroepen in de media of voor hoge functies. Het publiek moet daarom meer begrip tonen voor menselijke fouten als die van Williams, en in ieder geval nadenken over of zulke beweringen een echte fout kunnen zijn.

Referenties

Anderson, M. C., Bjork, R. A., & Bjork, E. L. (1994). Remembering can cause forgetting: Retrieval dynamics in long-term memory. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 20, 1063-1087.

Bartlett, F. C. (1932). Remembering: A study in experimental and social psychology. New York: Cambridge University Press.

Dudukovich, N. M., Marsh, E. J., & Tversky, B. (2004). Telling a story or telling it straight: The effects of entertaining versus accurate retellings on memory. Applied Cognitive Psychology, 18, 125-143.

Harris, C. B., Sutton, J., & Barnier, A. J. (2010). Autobiographical forgetting, social forgetting, and situated forgetting. In Sergio Della Sala (Eds.) Forgetting (253-284). Psychology Press.

Hellmann, J. H., Echterhoff, G., Kopietz, R., Niemeier, S., & Memon, A. (2011). Talking about visually perceived events: Communication effects on eyewitness memory. European Journal of Social Psychology, 41, 658-671. 

Higgins, E. T., & Rholes, W. S. (1978). “Saying is believing”: Effects of message modification on memory and liking for the person described. Journal of Experimental Social Psychology, 14, 363-378.

Hirst, W., & Echterhoff, G. (2012). Remembering in conversations: The social sharing and reshaping of memories. Annual Review of Psychology, 63, 55-79.

Hyman, I. E. (1994). Conversational remembering: Story recall with a peer versus for an experimenter. Applied Cognitive Psychology, 8, 49-66.

Hyman, I. E., Roundhill, R. F., Werner, K. M., & Rabiroff, C. A. (2014). Collaboration inflation: Egocentric  source monitoring errors following collaborative remembering. Journal of Applied Research in Memory and Cognition, 3, 293-299.

Johnson, M. K., Hashtroudi, S., & Lindsay, S. D. (1993).  Source monitoring. Psychological Bulletin, 144, 3-28.

Marsh, E. J. (2007). Recalling is not the same as retelling: Implications for memory. Current Directions in Psychological Science, 16, 16-20.

Marsh, E. J., & Tversky, B. (2000). Biased retellings of events yield biased memories. Cognitive Psychology, 40, 1-38.

Marsh, E. J., & Tversky, B. (2004). Spinning the stories of our lives. Applied Cognitive Psychology, 18, 491-503.

Meade, M. L., & Roediger, H. L. (2002). Explorations in the  social contagion of memory. Memory & Cognition, 30, 995-1009.

Neisser, U. (1981). John Dean’s memory: A case study. Cognition, 9, 102-115.

Ost, J., & Costall, A. (2002). Misremembering Bartlett: A study in serial reproduction. British Journal of Psychology, 93, 243-255.

Ost, J., Easton, S., Hope, L., French, C. C., & Wright, D. B (in press). Latent variables underlying beliefs about memory among Chartered Clinical Psychologists, Hypnotherapists and undergraduate students. Memory.

Pasupathi, M. (2001). The social construction of the personal past and its implications for adult development. Psychological Bulletin, 127, 651-672.

Pasupathi, M., McLean. K. C., & Weeks, T. (2009). To tell or not to tell: Disclosure and the narrative self. Journal of Personality, 77, 1-35.

Pasupathi, M., Stallworth, L. M., & Murdoch, K. (1998). How what we tell becomes what we know: Listener effects on speakers’ long-term memory for events. Discourse Processes, 26, 1-25.

Paterson, H. M., & Kemp, R. I. (2006). Co-witness talk: A survey of eyewitness discussion. Psychology, Crime, and Law, 12, 181-191.

Patihis, L., Ho, L. Y., Tingen, I. W., Lilienfeld, S. O., & Loftus, E. F. (2014). Are the "memory wars" over? A scientist-practitioner gap in beliefs about repressed memory. Psychological Science, 25, 519-530.

Roediger, H. L., & DeSoto, K. A. (2015). Psychology of reconstructive memory. International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, 20, 50-55.

Roediger, H. L., Meade, M. L., & Bergman, E. T. (2001).  Social Contagion of Memory. Psychonomic Bulletin & Review, 8, 365-371.

Skagerberg, E. M., & Wright, D. B. (2008). The prevalence of co-witnesses and co-witness discussions in real eyewitnesses. Psychology, Crime & Law, 14, 513-521.

Tenney, Y. J. (1989). Predicting conversational reports of a personal event. Cognitive Science, 13, 213-233.

Auteur(s) van het artikel

Facebook