“Hallo vreemdeling!”: Waarom contact tussen sociale groepen essentieel is voor onze samenleving

 

Hokjesdenken is iets wat we allemaal wel eens doen: ‘die Aziaat is vast goed in wiskunde’, ‘die flamboyante man is vast homoseksueel’. Het leverde ooit een overlevingsvoordeel op om alles en iedereen snel te categoriseren: Door snel te categoriseren kon je makkelijker split-second beslissingen maken over gevaar (bijvoorbeeld: tijger: gevaar; rots: geen gevaar). Ook mensen plaatsen we graag in hokjes, wat kan leiden tot vooroordelen over groepen. In dit artikel laat ik zien waar vooroordelen vandaan komen en hoe vooroordelen verminderen door positief contact te maken met mensen van andere groepen. Daarnaast beschrijf ik mijn promotieonderzoek over contact en vertrouwen in anderen van de groep.

Afbeelding van: https://www.rawpixel.com/image/414089/free-photo-image-feedback-question-team

 

‘Wij’ en ‘zij’: onze sociale identiteit

Twee van de belangrijkste hokjes waar we mensen in opdelen zijn de ‘wij’ en ‘zij’ hokjes. In de psychologische literatuur worden deze hokjes ook wel de ingroup en de outgroup genoemd (Fiske, 2000). Deze indeling in wij en zij is een fundamenteel sociaalpsychologisch proces. Vanuit de invloedrijke Sociale Identiteitstheorie (Tajfel & Turner, 1979) wordt er beargumenteerd dat de groepen waar wij toe behoren een belangrijk deel zijn van onze identiteit. Groepen beïnvloeden hoe mensen zichzelf zien en vormen de sociale identiteit. Deel uitmaken van een groep is belangrijk voor het hebben en houden van positieve gevoelens van eigenwaarde. Daarnaast zorgt het deel uitmaken van een groep er ook voor dat mensen zich verbonden voelen met anderen. Om een positief beeld over zichzelf te hebben moeten mensen ook een positief beeld hebben van de groepen waar ze toe behoren.

Er zijn, in algemene zin, twee typen gedragingen die voortvloeien uit onze sociale identiteit. Ten eerste zijn we geneigd extra vriendelijk te zijn tegenover onze eigen groep en ten tweede worden andere groepen vaak benadeeld (Brewer, 1999). Mensen beoordelen anderen die bij de ingroup horen vaak positiever dan anderen die bij een outgroup horen. Daarnaast zijn de meeste mensen aardiger en behulpzamer naar anderen die tot dezelfde groep behoren dan naar buitenstaanders (Dasgupta, 2004; Balliet, Wu & De Dreu, 2014). Oftewel, de meeste mensen hebben een voorkeur voor mensen die op hen lijken en waar ze zich verbonden mee voelen, of dit nu op basis is van bijvoorbeeld nationaliteit, geloof, werk of woonplaats.

De voorkeur voor onze ingroups brengt negatieve consequenties mee voor mensen die buiten onze groepen vallen. Mensen die erg van ons verschillen, bijvoorbeeld op basis van geslacht, leeftijd, religie of cultuur, kunnen bij ons gevoelens van verwarring, angst of bedreiging opwekken. Dit leidt vaak tot wantrouwen, vermijding of agressie (Stephan & Stephan, 1985; 2000). Binnen de sociale psychologie maken we onderscheid tussen verschillende reacties op outgroups, namelijk vooroordelen, stereotypen en discriminatie. Waar stereotypen zich richten op specifieke associaties met een groep (“Belgen zijn dom”, “Marrokkanen rijden altijd op scooters”), gaan vooroordelen meer over een algemene mening over een groep. Vooroordelen zijn de negatieve evaluaties, attitudes en gevoelens die mensen hebben over andere groepen. Discriminatie is gedrag dat andere groepen benadeeld, zoals het buiten sluiten of afwijzen van personen op basis van hun afkomst. In het onderzoek waar dit artikel zich op richt, wordt er vooral gekeken naar vooroordelen.

 

Contact tussen groepen

De sociale psychologie heeft zich sinds de Tweede Wereldoorlog sterk beziggehouden met onderzoek naar het verminderen van vooroordelen en het verbeteren van de sociale cohesie binnen een samenleving. Vooral in de jaren 50, de tumultueuze periode in de nasleep van de Jodenvervolging in Europa en rassenscheiding in de Verenigde Staten, was dit aan de orde. Zo waren sociale wetenschappers benieuwd of vermenging van etnische groepen zou zorgen voor meer conflict of juist meer cohesie zou veroorzaken. De Amerikaanse wetenschapper Gordon Allport ontwikkelde in deze periode zijn Contact Hypothesis (1954). Hij stelde dat contact tussen groepen, onder de juiste omstandigheden, kan leiden tot een vermindering van vooroordelen en discriminatie.

Het uitgangspunt van de Contact Hypothese is dat positief contact tussen twee individuen van verschillende groepen ervoor kan ervoor zorgen dat iemands beeld over de persoon én over de hele groep verbetert. Een voorbeeld van intergroepscontact is contact met een klasgenoot, collega of buurman van een andere etnische groep. Door deze persoon van een andere groep beter te leren kennen en er positief contact mee te hebben, kan iemands beeld over de hele (etnische) groep veranderen.

De originele hypothese van Allport is in de afgelopen 65 jaar uitgegroeid tot een volwaardige theorie (Brown & Hewstone, 2005). Vanuit de hypothese van Allport over de effecten van positief contact op vooroordelen hebben onderzoekers kennis verzameld over de randvoorwaarden, onderliggende mechanismen en consequenties van succesvol intergroepscontact. In een grote meta-analyse van 50 jaar onderzoek hebben Thomas Pettigrew en Linda Tropp in 2006 sterk bewijs gevonden voor de werking van intergroepscontact op het verminderen van vooroordelen (Pettigrew & Tropp, 2006). Zij toonden aan dat onder verschillende omstandigheden, in verschillende landen en tussen verschillende groepen het effect van intergroepscontact standhoudt. Deze invloedrijke meta-analyse leverde bewijs dat intergroepscontact een betrouwbare manier is om intergroepsrelaties te verbeteren.

 

Hoe en wanneer werkt intergroepscontact?

Intergroepscontact klinkt misschien simpel; natuurlijk worden we positiever over een groep als we positieve ervaringen hebben met mensen uit de groep. Maar, de werking van intergroepscontact is complexer dan het lijkt en het effect van contact is sterker of zwakker afhankelijk van specifieke omstandigheden. In zijn originele Contact Hypothese definieerde Gordon Allport vier voorwaarden voor succesvol contact: gelijke status, gedeelde doelen, samenwerking tussen de partijen en steun van autoriteiten (Allport, 1954).

Voor veel van deze voorwaarden is bewijs gevonden in de literatuur, maar dit waren eerder meer bevorderende factoren dan noodzakelijke voorwaarden voor succesvol contact tussen groepen. Het effect van contact op vooroordelen is sterker wanneer de personen in de interactie een gelijke status hebben. Daarnaast werkt intergroepscontact beter als het samenwerking faciliteert om een gezamenlijk doel te bereiken (Pettigrew & Tropp, 2006). Ondersteuning of goedkeuring van de autoriteiten (bijvoorbeeld door gestructureerde, overheid gefinancierde programma’s) geeft een stabiele basis waarbij contact tussen groepen succesvol kan zijn.

Niet al het contact dat we met andere groepen hebben is positief. Mensen hebben ook vaak negatieve ervaringen met andere groepen. Daarom heeft meer recent onderzoek zich gericht op de vergelijking van positief en negatief contact met andere groepen. Sommige studies vonden dat negatief contact vooroordelen sterker verergert dan dat positief contact vooroordelen vermindert (Barlow et al., 2012). Deze verontrustende bevinding laat zien dat enkele negatieve interacties vooroordelen in stand kunnen houden. Echter, ander onderzoek vond dat frequent positief contact uit het verleden dit sterke effect van negatief contact juist tegen kan gaan (Paolini et al., 2014). Het onderzoek naar negatief intergroepscontact staat nog in de kinderschoenen en er is nog geen consensus onder wetenschappers over het effect van negatief contact op vooroordelen (Hayward, Tropp, Hornsey & Barlow, 2017; Meleady & Forder, 2019).

Samengevat, onderzoek naar intergroepscontact toont aan dat contact tussen individuen kan zorgen voor verbinding tussen groepen die anders meer gescheiden van elkaar zouden leven. Door positieve interacties te creëren ontstaat er meer aandacht voor de individuen achter de groep en de gelijkenissen tussen ons allemaal, in plaats van de verschillen. Negatieve ervaringen hebben mogelijk een sterker effect op onze vooroordelen, en dit maakt het stimuleren van positief contact juist nog belangrijker.

 

Intergroepscontact en vertrouwen

Voorgaand onderzoek naar intergroepscontact heeft zich primair gericht op het verminderen van vooroordelen. We weten helaas minder over wat voor andere effecten contact met andere groepen kan hebben, bijvoorbeeld op discriminerend of sociaal gedrag. Daarom is onderzoek naar het effect van intergroepscontact op gedrag richting andere groepsleden ook van belang. In het onderzoek dat hieronder beschreven wordt, is onder andere gekeken naar de effecten van intergroepscontact op vertrouwen in andere individuen van een groep.

De meeste mensen hebben van nature meer vertrouwen in en meer prosociaal gedrag naar anderen die op hen lijken dan naar mensen die erg van hen verschillen. Deze voorkeur voor de ingroup bij onderwerpen als vertrouwen en prosociaal gedrag is herhaaldelijk gevonden in wetenschappelijk onderzoek (Balliet et al., 2014). Dit wordt vaak onderzocht met economische spellen, om te bepalen of mensen vooral egoïstisch handelen of liever samenwerken. Vanuit de economische Game Theory wordt ervan uitgegaan dat mensen rationeel en egoïstisch handelen. Maar uit nader onderzoek blijkt dit vaak toch niet het geval te zijn. De meeste mensen willen vaak samenwerken en zullen eerlijk delen als ze de kans krijgen (Camerer, 2003). Al wordt er niet met iedereen even makkelijk gedeeld: Mensen kiezenvaker voor samenwerking wanneer de andere persoon iemand van dezelfde groep is dan wanneer het iemand van een outgroup is (Balliet et al., 2014).

In dit onderzoek is er gekeken naar het effect van intergroepscontact op prosociaal gedrag naar mensen van de ingroup en de outgroup. De hoofdvraag was: In hoeverre beïnvloedt het hebben van contact met mensen van een outgroup het vertrouwen in andere leden van dezelfde groep?

 

Methodologie van het onderzoek

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd er gebruik gemaakt van de Trust Game (Berg, Dickhaut, & McCabe, 1995). Dit is een spel tussen twee mensen waarbij de eerste speler een bepaalde hoeveelheid geld krijgt en dit kan delen met de tweede speler. Voordat de tweede speler dit bedrag krijgt, vermenigvuldigt de onderzoeker het bedrag met drie. De tweede speler maakt daarna de keuze of hij/zij een deel van het vermenigvuldigde bedrag terug wil geven aan speler 1. Beide spelers kunnen geld verdienen in dit spel als ze allebei eerlijk delen (zie Figuur 1 voor een schematische weergave van het spel).

Figuur 1. Schematische weergave van de Trust Game.

De eerste speler moet erop vertrouwen dat de tweede speler een deel van zijn/haar geld weer terug zal geven. Daarom wordt het gedrag van de eerste speler gezien als een teken van vertrouwen: Hoe meer geld je aan de ander wilt geven, hoe groter het vertrouwen. Het gedrag van de tweede speler gaat over wederkerigheid en eerlijkheid, andere belangrijke componenten in prosociaal gedrag.

Dit onderzoek richtte zich op het gedrag van de eerste speler in de Trust Game. Soms speelden mensen het spel met anderen van dezelfde groep, soms met mensen van een andere groep en soms was de identiteit van de andere speler onbekend. Het onderzoek bestond uit vier verschillende experimenten met deze methode, waarbij er voornamelijk gebruik werd gemaakt van politieke groepen. Afhankelijk van het land waar het onderzoek werd uitgevoerd, verschilden de politieke ingroup en outgroup. Een studie in de Verenigde Staten vergeleek Democraten en Republikeinen met elkaar. Studies in het Verenigd Koninkrijk gebruikten als outgroup de rechts-populistische UK Independence Party (UKIP). De ingroup bestond dan uit mensen die dezelfde partij steunden als de proefpersoon¹. De resultaten toonden dat de voorkeur voor de ingroup erg sterk was: mensen hadden een voorkeur voormensen die dezelfde politieke partij steunden. Daarnaast was er vaak op voorhand wantrouwen tegenover mensen die een partij steunen aan de andere kant van het politieke spectrum.

Om het effect van contact tussen groepen te onderzoeken op vertrouwen in andere mensen van dezelfde groep, speelden proefpersonen in het onderzoek meerdere rondes van de Trust Game met verschillende partners. Elke speelronde is een nieuwe interactie met een andere persoon van de groep. Aan het einde van elke speelronde kregen de proefpersonen feedback over het gedrag van hun medespeler; was het gegeven vertrouwen terecht? Als de tegenspeler het gekregen geld eerlijk deelde met de proefpersoon was dit een positieve interactie. Als de tegenspeler geen geld teruggaf aan de proefpersoon was het een negatieve interactie. De focus van het onderzoek lag op de mate waarin het vertrouwen in nieuwe speelpartners toenam of afnam ten opzichte van eerdere spelrondes met andere mensen van de groep.

¹: Mensen die zelf de UKIP partij steunden werden verwijderd uit de analyse.

 

Resultaten en discussie

In dit onderzoek werden een aantal resultaten meerdere keren bevestigd. Aan het begin van het spel was het vertrouwen in mensen van de ingroup veel hoger dan vertrouwen in mensen van de outgroup. Dit resultaat bevestigt eerder onderzoek over vertrouwen in mensen van verschillende groepen.

Daarnaast toonden de resultaten dat het vertrouwen in nieuwe partners bij de meeste mensen sterk beïnvloed werd door eerder contact met andere groepsleden. In plaats van steeds te handelen op bestaande vooroordelen naar de groep, pasten mensen hun vertrouwen aan op basis van eerder contact. Als voorgaande partners in het spel prosociaal handelden en geld teruggaven, dan waren de meeste proefpersonen geneigd om anderen van dezelfde groep meer te vertrouwen. Maar als partners het vertrouwen van de proefpersonen schonden, dan werden nieuwe individuen van dezelfde groep veel minder vertrouwd. Dit effect was het grootst  bij mensen die op voorhand het sterkste wantrouwen hadden naar spelpartners van de outgroup. Bij positief contact lieten deze mensen vervolgens de sterkste toename in vertrouwen zien.

Dit onderzoek laat zien dat intergroepscontact niet alleen invloed heeft op attitudes en meningen over een groep. Intergroepscontact heeft ook een effect op gedrag naar andere groepsleden. Mensen bleven niet hangen in hun vooroordelen, maar waren in staat om andere individuen van dezelfde groep meer te gaan vertrouwen na een positieve interactie. Dit resultaat laat de kracht van positief contact tussen groepen zien in het veranderen van gedrag. Het effect van intergroepscontact was het grootst bij mensen met de sterkste vooroordelen.

Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit onderzoek. Belangrijk om te vernoemen is dat er grote individuele verschillen waren in de keuzes die mensen maakten in het spel. De (politieke) groep en het gedrag van de tegenspeler had invloed op het gedrag van de proefpersonen, maar daarnaast waren sommige mensen over het hele spel sterker van vertrouwen dan anderen. Er zijn verschillende strategieën om het spel te spelen, zoals iedereen altijd volledig vertrouwen, niemand vertrouwen (altijd je geld houden), of je investeringen aanpassen aan de tegenspeler. In de analyse van de bevindingen is hier statistisch rekening mee gehouden². De resultaten lieten zien dat individuele strategieën sterker wogen in het beïnvloeden van het vertrouwen dan effecten van de groep van de tegenspeler.

Veel bestaand onderzoek maakt gebruik van vragenlijsten om intergroepscontact en attitudes te meten. Onderwerpen rondom bijvoorbeeld etnische en religieuze groepen zijn vaak politiek gevoelig, wat kan leiden tot sociaal wenselijke antwoorden. Daarnaast kan het lastig zijn om accuraat te rapporteren hoeveel contact je hebt gehad met personen van verschillende groepen. Om deze problemen met vragenlijstonderzoek te vermijden is er in dit onderzoek voor gekozen om de Trust Game te gebruiken. Het nadeel van zo’n spel is dat het lastig inschatten is hoe goed de resultaten zich laten vertalen naar gedrag in het ‘echte leven’. Er zijn wel aanwijzingen dat gedrag in de Trust Game gerelateerd is aan prosociaal gedrag in meer realistische situaties (Baran, Sapienza, & Zingales, 2010). Echter, het groepsaspect van dit onderzoek maakt de situatie meer complex. Het is belangrijk om de bevindingen uit het laboratorium ook te toetsen in de echte wereld. 

²: Ik heb gebruik gemaakt van multi-level regressietechnieken om individuele en groepseffecten te modelleren.

 

Conclusie

We zien dat positief contact tussen mensen van verschillende groepen kan zorgen voor een vermindering van vooroordelen tegenover elkaar. In de huidige maatschappij, waarbij het ideologische debat verhardt en mensen meer van elkaar verwijderd raken, is het juist belangrijk om contact met anderen te blijven zoeken. Dit onderzoek laat zien dat intergroepscontact niet alleen gevoelens beïnvloedt, maar ook zorgt voor meer vertrouwen en prosociaal gedrag naar anderen van dezelfde groep. Daarom is het stimuleren van contact en een respectvolle dialoog tussen groepen zo belangrijk voor onze maatschappij. Dus maak eens een praatje met die oudere buurvrouw of de Marokkaanse winkelier. Leer die collega die op de PVV stemt beter kennen. We zouden er zomaar betere mensen van kunnen worden.

 

Referenties

Allport, G. W. (1954). The nature of prejudice. Reading, United Kingdom: Addison-Wesley.

Balliet, D., Wu, J., & De Dreu, C. K. W. (2014). Ingroup favoritism in cooperation: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 140, 1556–1581. http://doi.org/10.1037/a0037737

Baran, N. M., Sapienza, P., & Zingales, L. (2010). Can we infer social preferences from the lab? Evidence from the Trust Game (No. w15654). National Bureau of Economic Research.

Barlow, F. K., Paolini, S., Pedersen, A., Hornsey, M. J., Radke, H. R., Harwood, J., … Sibley, C. G. (2012). The contact caveat: Negative contact predicts increased prejudice more than positive contact predicts reduced prejudice. Personality and Social Psychology Bulletin, 38, 1629–1643. http://doi.org/10.1177/0146167212457953

Berg, J., Dickhaut, J., & McCabe, K. (1995). Trust, reciprocity, and social history. Games and Economic Behavior, 10, 122–142. http://doi.org/10.1006/game.1995.1027

Brewer, M. B. (1999). The psychology of prejudice: Ingroup love and outgroup hate? Journal of Social Issues, 55, 429–444. http://doi.org/10.1111/0022-4537.00126

Brown, R., & Hewstone, M. (2005). An integrative theory of intergroup contact. Advances in experimental social psychology, 37(37), 255-343.

Camerer, C. (2003). Behavioral game theory. New York, NY, US: Russell Sage Foundation.

Dasgupta, N. (2004). Implicit ingroup favoritism, outgroup favoritism, and their behavioral manifestations. Social Justice Research, 17, 143–169. http://doi.org/10.1023/b:sore.0000027407.70241.15

Fiske, S. T. (2000). Stereotyping, prejudice, and discrimination at the seam between the centuries: Evolution, culture, mind, and brain. European Journal of Social Psychology, 30, 299–322. http://doi.org/10.1002/(SICI)1099-0992(200005/06)30:3<299::AID-EJSP2>3.0.CO;2-F

Hayward, L. E., Tropp, L. R., Hornsey, M. J., & Barlow, F. K. (2017). Toward a comprehensive understanding of intergroup contact: Descriptions and mediators of positive and negative contact among majority and minority groups. Personality and Social Psychology Bulletin, 43, 347–364. http://doi.org/10.1177/0146167216685291

Meleady, R., & Forder, L. (2018). When contact goes wrong: Negative intergroup contact promotes generalized outgroup avoidance. Group Processes and Intergroup Relations. http://doi.org/10.1177/1368430218761568

Paolini, S., Harwood, J., Rubin, M., Husnu, S., Joyce, N., & Hewstone, M. (2014). Positive and extensive intergroup contact in the past buffers against the disproportionate impact of negative contact in the present. European Journal of Social Psychology, 44(6), 548-562.

Pettigrew, T. F., & Tropp, L. R. (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. Journal of Personality and Social Psychology, 90, 751–783. http://doi.org/10.1037/0022-3514.90.5.751

Stephan, W. G., & Stephan, C. W. (1985). Intergroup Anxiety. Journal of Social Issues, 41, 157–175. http://doi.org/10.1111/j.1540-4560.1985.tb01134.x

Stephan, W. G., & Stephan, C. W. (2000). An integrated threat theory of prejudice. In Reducing prejudice and discrimination. (pp. 23–45). Mahwah,  NJ,  US: Lawrence Erlbaum Associates Publishers.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W. G. Austin & S. Worchel (Eds.), The social psychology of intergroup relations (pp. 33–37). Monterey, CA: Brooks-Cole.

Auteur(s) van het artikel

Facebook