Aan tafel! Hoe de aanwezigheid van anderen ons eetgedrag beïnvloedt

Voedsel en eten spelen een belangrijke rol in ons sociale leven. Tijdens sociale gelegenheden letten we sterk op wat anderen om ons heen eten. Herkent u dat moment dat er heftige discussies ontstaan over het wel of niet nemen van een dessert? Of dat tijdens de vrijdagmiddagborrel nog één bitterbal over is en er druk overleg plaatsvindt wie de laatste mag nemen? Tal van onderzoek heeft aangetoond dat we, vaak onbewust, ons eetgedrag aanpassen aan dat van anderen om ons heen. Maar waarom zijn we zo beïnvloedbaar als het gaat om ons eten?

Afbeelding van Pixabay (https://pixabay.com/nl/ontbijt-voedsel-eten-maaltijd-690128/), CC0 1.0 (https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/deed.nl)

Hoe wordt ons eetgedrag beïnvloed door onze tafelgenoten?

Wanneer onderzoekers spreken over sociale facilitatie van eetgedrag dan wijzen zij op de bevinding dat mensen normaliter meer eten samen met anderen dan alleen. De grondlegger van deze onderzoeksstroming is de Amerikaanse psycholoog John de Castro. Hij was een van de eerste onderzoekers die een verband probeerde te leggen tussen de hoeveelheid die gegeten wordt en de (sociale) omgeving waarin het eten plaatsvindt. Hij vroeg proefpersonen om een eetdagboek bij te houden waarin zij moesten aangeven wat, wanneer en hoeveel zij aten. Daarnaast moesten zij aangeven waar en met wie zij aten. Hij toonde vervolgens aan dat de aanwezigheid van anderen leidde tot een stijging van 44% in de hoeveelheid die gegeten werd (de Castro & de Castro, 1989). Dit effect bleek alleen maar groter te worden wanneer het aantal personen aan tafel toenam. Mensen die samen aten met één tafelgenoot aten 28% meer, terwijl zij respectievelijk 41, 53, 53, 71 en 76% meer aten wanneer zij in de aanwezigheid van twee, drie, vier, vijf, en zes of meer tafelgenoten aten (de Castro & Brewer, 1992). Kortom, uw riem moet al snel een tandje losser als u met een grote groep mensen eet, terwijl dit wellicht minder snel het geval is wanneer u uw maaltijd alleen eet (zie voor een uitgebreide samenvatting van onderzoek naar sociale facilitatie van eetgedrag; Herman, 2015).

Onderzoekers die modeling van eetgedrag bestuderen zijn niet zozeer geïnteresseerd in de vraag hoe een groep eters individueel eetgedrag beïnvloedt, maar zij willen weten hoe mensen hun eetgedrag één-op-één aanpassen aan dat van hun tafelgenoot. Zij stellen proefpersonen daarom bloot aan tafelgenoten die zij specifieke instructies hebben gegeven om een bepaald type voedsel (bijvoorbeeld gezond of ongezonde snacks) of hoeveelheid (weinig of veel) te eten. Vervolgens kijken ze dan of en hoe proefpersonen hun eetgedrag hierop aanpassen. Het onderzoek vindt vaak plaats in een onderzoeksruimte op de universiteit waarin een natuurlijke situatie is nagebootst, bijvoorbeeld een huiskamer- of restaurantsituatie. Proefpersonen worden afgeleid van het doel van het onderzoek door hen eerst een paar ‘neptaken’ te laten doen, bijvoorbeeld het beoordelen van bioscooptrailers, waarna zij tijdens een korte pauze vrijelijk mogen eten van het aangeboden testvoedsel. De afgelopen jaren is er aan de Radboud Universiteit veel onderzoek op deze manier gedaan naar modeling van eetgedrag. Zo vonden Bevelander en collega’s dat kinderen geneigd waren om meer te eten als een leeftijdgenoot dit deed (Bevelander, Meiselman, Anschutz, & Engels, 2013) en dat kinderen eerder onbekende calorierijke voedselproducten wilden proberen als zij een leeftijdgenoot diezelfde productkeuze zagen maken (Bevelander, Anschutz, & Engels, 2012). Vergelijkbare resultaten werden gevonden door Hermans en collega’s. Zij toonden aan dat jonge vrouwen hun eetgedrag aanpasten aan dat van een vooraf geïnstrueerde tafelgenoot: zij aten meer of minder van verschillende soorten snacks of een complete maaltijd wanneer de ander dit deed (Hermans, Larsen, Herman, & Engels, 2009; 2012). Kortom, we zijn geneigd om meer of minder te eten als onze tafelgenoten dit doen (zie voor een uitgebreide samenvatting van onderzoek naar modeling van eetgedrag, Cruwys, Bevelander, & Hermans, 2015).

Het is eigenlijk merkwaardig dat sociale facilitatie en modeling altijd apart onderzocht worden. Dit is een behoorlijke beperking. Men zou zich namelijk voor kunnen stellen dat beide stromingen elkaar ook zouden kunnen versterken of verzwakken. Zo is het bijvoorbeeld aannemelijk dat mensen meer eten in de aanwezigheid van anderen doordat zij hun tafelgenoten meer zien eten, maar ook dat het sociale facilitatie-effect verdwijnt wanneer mensen in de aanwezigheid zijn van anderen die niets of heel weinig eten ( modeling). Kortom, in werkelijkheid hoeven de bevindingen niet altijd zo eenduidig te zijn als beide stromingen afzonderlijk suggereren. Ik zal deze beperking aan het einde van dit artikel nog verder bespreken.    

Waar onderzoekers naar sociale facilitatie en modeling van eetgedrag zich vooral richten op de vraag wat er gebeurt met de hoeveelheid voedsel die gegeten wordt als mensen samen met anderen eten (dus actueel gedrag), richt impression management onderzoek zich vooral op welke indrukken mensen achterlaten bij hun tafelgenoten als zij een bepaald type voedsel (bijvoorbeeld gezond of ongezond) eten. Denkt u eens terug aan een van uw eerste afspraakjes. Dacht u toen na over wat de ander van u zou denken als u een hamburger met friet zou nemen in plaats van een salade? Of wat de ander van u zou denken als u met uw handen zou eten? Waarschijnlijk wel. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat eten een rol kan spelen in onze communicatie, identiteitsontwikkeling en genderrollen (Caplan, 1996; Mintz & Du Bois, 2002; Murcott, 1982). Er kunnen dan ook tal van consumptiestereotypes, of vooroordelen, onderscheiden worden op basis van het soort voedsel dat gegeten wordt. Zo vonden Rozin en collega’s (2012) bijvoorbeeld dat met name steaks en hamburgers als ‘mannelijk voedsel’ beoordeeld werden, terwijl chocolade en perziken vooral als ‘vrouwelijk’ gezien werden. Daarnaast kwam naar voren dat mannelijkheid sterk samenhing met de consumptie van rood vlees, terwijl het omgekeerde effect juist werd gevonden voor vegetarisch eten (Rothgerber, 2013). Hoe mannelijker, des te minder de associatie met vegetarisme. Wanneer proefpersonen tenslotte een korte beschrijving moesten lezen van het eetgedrag van een man of vrouw en op basis van deze informatie een beoordeling moesten geven, toonden de resultaten aan dat vegetariërs minder mannelijk werden gevonden dan vleeseters (voornamelijk voor mannen), maar dat zij wel als fatsoenlijker werden gezien (Ruby & Heine, 2011) (zie voor een uitgebreide samenvatting van onderzoek naar impression management op het gebied van eten, Vartanian, Herman, & Polivy, 2007).

Waarom hebben onze tafelgenoten een dergelijk sterke invloed op ons eetgedrag?

We weten nu hoe onze sociale omgeving ons eetgedrag kan beïnvloeden. We hebben echter nog steeds geen duidelijk antwoord op de vraag waarom we onze eetbeslissingen laten afhangen van onze tafelgenoten. Waarom steggelen we over die eerste of laatste bitterbal? Waarom moet de hele tafel het eens worden of er wel of geen dessert genomen wordt?

Een belangrijk mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt, is sociale vergelijking. Wanneer er onduidelijkheid bestaat over hoeveel we kunnen eten in de aanwezigheid van anderen, dient het eetgedrag van anderen om ons heen als bron van informatie over de hoeveelheid die gepast of normaal is om te eten (Leone, Pliner, & Herman, 2007). Vanuit evolutionair oogpunt gezien is dit een hele effectieve strategie. Het volgen van het gedrag van anderen is namelijk een snelle route naar veilig en lekker voedsel. Immers, als anderen dit voedsel kunnen eten zonder ziek te worden, dan kunnen wij het ook eten. Deze vorm van sociaal leren wordt overgegeven van generatie op generatie en is een belangrijke informatiebron voor ons eigen gedrag. Het volgen van sociale eet normen kan daarnaast ook emotionele consequenties hebben, waardoor mensen erg gevoelig zijn voor deze ‘ normen van gepastheid’. Zo kan het volgen van een sociale eetnorm de band met onze sociale omgeving versterken en ertoe leiden dat we aardiger gevonden worden door onze directe omgeving. Wanneer er echter afgeweken wordt van deze norm, door veel meer of minder te eten, lopen we het risico om negatief beoordeeld te worden. Van mensen die teveel eten wordt bijvoorbeeld vaker gedacht dat ze directe behoeftebevrediging moeilijk kunnen uitstellen (Puhl, Schwartz, & Brownell, 2005), terwijl (te) weinig eten er voor kan zorgen dat men minder aardig gevonden wordt (Leone et al., 2007).

Het heersende slankheidsideaal, de belangrijke rol van gewicht en uiterlijk in hoe wij anderen beoordelen en de negatieve vooroordelen die samengaan met overmatig eten en/of overgewicht en obesitas spelen hierin een belangrijke rol (Vartanian et al., 2007). Het pakken van die eerste of laatste bitterbal zou dus wel eens tot een negatieve beoordeling kunnen leiden. En in je eentje besluiten om een dessert te nemen is wellicht ongepast. Kortom, we willen graag eerst zien wat anderen doen voordat we ons te buiten gaan aan lekker voedsel. In welke mate we beïnvloed worden door het eetgedrag van anderen is echter sterk afhankelijk van de mensen waarmee we aan tafel zitten; we zijn meer geneigd om een goede indruk achter te laten op onbekenden dan op onze vrienden of familieleden (Tice et al., 1995). Bij onbekende anderen voelen we ons vaker onzeker over wat of hoeveel we kunnen eten, waardoor we sneller geneigd zijn om ons eetgedrag direct aan dat van anderen aan te passen.

Hoewel het nu misschien lijkt alsof we ons eetgedrag bewust de hele dag aan anderen aanpassen, blijkt ons eetgedrag relatief automatisch te verlopen en zijn we ons niet of nauwelijks bewust van deze vorm van sociale beïnvloeding. Zo hebben enkele onderzoekers aangetoond dat mensen de invloed van anderen op hun eetgedrag helemaal niet (h)erkennen (Spanos, Vartanian, Herman, & Polivy, 2014; Vartanian, Herman, & Wansink, 2008). Toch zijn er ook onderzoeken waarbij een klein gedeelte van de proefpersonen eerlijk toegeeft dat zij hun eetgedrag aan dat van hun omgeving hebben aangepast. Zo gaf 21% van de proefpersonen in het onderzoek van Hermans en collega’s (2012) aan dat zij hun eetgedrag hadden aangepast, terwijl 34% dit deed in het onderzoek van Robinson en Field (2015). Het probleem met het stellen van de vraag of we ons eetgedrag aangepast hebben is dat we doorgaans niet goed in staat zijn om sociale beïnvloeding te herkennen of zelfs te erkennen. We kunnen wel makkelijk toegeven dat anderen beïnvloed worden, maar de invloed op onszelf geven we niet zo snel toe of herkennen we gewoonweg niet. Dit wordt ook wel het ‘derde-persoon effect’ genoemd. Kortom, hoewel enkele bevindingen aantonen dat mensen hun eetgedrag bewust kunnen aanpassen aan dat van hun tafelgenoot, zijn we ons in de meeste gevallen niet of nauwelijks bewust van de directe invloed die tafelgenoten op ons eetgedrag kunnen hebben.

Beperkingen

Het merendeel van de onderzoeken naar sociale beïnvloeding van eetgedrag is uitgevoerd in onderzoeksruimten op de universiteit. Hoewel er veel aandacht is besteed aan het creëren van een natuurlijke situatie, blijft het toch een eetsituatie die afwijkt van het alledaagse leven. Zoals gezegd, de drie vormen van sociale beïnvloeding van eetgedrag zouden bijvoorbeeld tegelijkertijd kunnen voorkomen en de afzonderlijke beïnvloedingsvormen zouden elkaar bovendien zowel kunnen versterken als verzwakken. Tot op heden is er in het onderzoek naar sociale beïnvloeding van eetgedrag echter nog weinig tot geen aandacht besteed aan een mogelijke kruisbestuiving tussen de drie beïnvloedingsvormen in alledaagse eetsituaties.

Daarnaast heeft het merendeel van de onderzoekers zich gericht op het eetgedrag van jonge vrouwen. Het is inmiddels voldoende duidelijk dat zij hun eetgedrag sterk laten beïnvloeden door dat van hun omgeving, maar het is nog niet altijd even duidelijk hoe deze sociale beïnvloeding exact in zijn werk gaat. Er is dan ook meer onderzoek nodig naar de rol van bijvoorbeeld sociale vergelijkingsprocessen en normen van gepastheid wanneer zij samen met anderen eten. Daarnaast is er meer onderzoek nodig naar de verschillende ontwikkelingsstadia binnen dit domein. Dus: worden kleine kinderen net zo sterk beïnvloed als jonge vrouwen? Ook als zij nog niet bezig zijn met wat gepast of ongepast is om te eten? En hoe zit dat met mannen? Oudere volwassenen? Kortom, er zijn nog allerlei onderzoeksvragen die niet of nauwelijks beantwoord zijn en interessante richtingen voor vervolgonderzoek suggereren.

Vertaling naar alledaagse praktijk

Kennis uit wetenschappelijk onderzoek kan vaak niet meteen vertaald kan worden naar de alledaagse praktijk. Desondanks kan inzicht in sociale beïnvloeding van eetgedrag mensen helpen om hun eetgedrag te verbeteren en aan te passen. Wanneer men gedrag wil veranderen, zal men namelijk eerst bewust moeten worden van het eigen gedrag. Recentelijk heeft het Voedingscentrum bijvoorbeeld een factsheet uitgebracht om mensen te informeren over hoe de fysieke omgeving eetgedrag kan beïnvloeden (zie: http://tinyurl.com/om6gtoo). Een dergelijke factsheet zou natuurlijk ook gemaakt kunnen worden voor de rol van de sociale omgeving in eetgedrag.

Op basis van de besproken onderzoeken lijkt het echter veilig om te stellen dat de sociale omgeving een grote rol speelt in onze keuze om gezond of ongezond te eten. Onderzoekers van de Universiteit van Utrecht hebben bijvoorbeeld laten zien dat een boodschap over hoe gezond anderen eten genoeg kan zijn om jongeren meer groente en fruit te laten eten (Stok, de Ridder, de Vet, & de Wit, 2014). Deze kennis kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij het ontwikkelen van strategieën die gericht zijn om het verbeteren van het eetgedrag van jongeren op scholen of in sportkantines. Ook ouders kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Wanneer ouders gevarieerd en gezond eten beschikbaar stellen zetten zij de norm voor hun kinderen. Het wordt voor hen dan makkelijker om gezond te eten. Dit is belangrijk aangezien 1 op de 8 kinderen te kampen heeft met overgewicht en dus extra belang heeft bij gezonde voeding.

Conclusie

De sociale omgeving speelt een belangrijke rol in ons eetgedrag. Onze eetkeuzes worden sterk beïnvloed door de mensen om ons heen. We zijn geneigd om meer en ongezonder te eten als anderen in onze directe omgeving dat doen, maar ook om minder of gezonder te eten als wij zien dat anderen gezond eten. Het gedrag van anderen is hierbij een belangrijke informatiebron en we zijn sterk geneigd om ons te aan te passen aan wat anderen doen. In de komende jaren zouden we meer onderzoek moeten doen naar hoe deze sociale beïnvloeding precies plaatsvindt en hoe deze inzichten het beste vertaald kunnen worden naar effectieve preventie- en interventie strategieën om eetgedrag in een sociale context te verbeteren. Deze kennis is belangrijk om  de stijging in overgewicht en obesitas onder kinderen, jongeren en volwassenen tegen te gaan.

Literatuurlijst

  • Bevelander, K. E., Anschütz, D. J., & Engels, R. C. (2012). Social norms in food intake among normal weight and overweight children. Appetite, 58, 864-872.
  • Bevelander, K. E., Meiselman, H. L., Anschütz, D. J., & Engels, R. C. (2013). Television watching and the emotional impact on social modeling of food intake among children. Appetite, 63, 70-76.
  • Caplan, P. (1996). Why do people eat what they do? Approaches to food and diet from a social science perspective. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 1, 213-227.
  • Cruwys, T., Bevelander, K. E., & Hermans, R. C. (2015). Social modeling of eating: A review of when and why social influence affects food intake and choice. Appetite, 86, 3-18.
  • de Castro, J. M., & Brewer, E. M. (1992). The amount eaten in meals by humans is a power function of the number of people present. Physiology & Behavior, 51, 121-125.
  • de Castro, J. M., & de Castro, E. S. (1989). Spontaneous meal patterns of humans: influence of the presence of other people. American Journal of Clinical Nutrition, 50, 237-247.
  • Herman, C. P., Roth. D., &  A., Polivy, J. (2003). Effects of the presence of others on food intake: A normative interpretation. Psychological Bulletin, 129, 873-886.
  • Herman, C. P. (2015). The social facilitation of eating. A review. Appetite, 86, 61-63.
  • Hermans, R. C., Larsen, J. K., Herman, C. P., & Engels, R. C. (2009). Effects of social modeling on Young women’s nutrient-dense food intake. Appetite, 53, 135-138.
    Hermans, R. C., Larsen, J. K., Herman, C. P., & Engels, R. C. (2012). How much should I eat? Situational norms affect Young women’s food intake during meal time. British Journal of Nutrition, 107, 588-594.
  • Leone, T., Herman, C. P., & Pliner, P. (2008). Perceptions of undereaters: A matter of perspective? Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 1737-1746.
  • Mintz, S. W., & Du Bois, C. M (2002). The anthropology of food and eating. Annual Review of Anthropology, 31, 99-119.
  • Mori, D., Chaiken, S., & Pliner, P. (1987). Eating lightly and the self-presentation of femininity. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 693-702.
  • Murcott, A. (1982). The cultural significance of food and eating. Proceedings of the Nutrition Society, 41, 203-210.
  • Puhl, R.M., Schwartz, M.B., & Brownell, K.D. (2005). Impact of perceived consensus on stereotypes about obese people: a new approach for reducing bias. Health Psychology, 24, 517-525.
  • Rothgerber, H. (2013). Real men don’t eat (vegetable) quiche. Masculinity and the justification of meat consumption. Psychology of Men and Masculinity, 14, 363-375.
  • Robinson, E. & Field, M. (2015). Awareness of social influence on food intake. An analysis of two experimental studies. Appetite, 85, 165-170.
  • Rozin, P., Hormes, J .M., Faith, M. S., & Wansink, B. (2012). Is meat male? A quantitative multimethod framework to establish metaphoric relationships. Journal of Consumer Research, 39, 69-643.
  • Ruby, M. B., & Heine, S. J. (2011). Meat, morals, and masculinity. Appetite, 56, 447-450.
  • Spanos, S., Vartanian, L. R., Herman, C.P., Polivy, J. (2014). Failure to report social influences on food intake: Lack of awareness or motivated denial? Health Psychology, 33, 1487-1494.
  • Stok, F.M., de Ridder, D. T., de Vet, E., & de Wit, J. B. (2014). Don’t tell me what I should do, but what others do: the influence of descriptive and injunctive peer norms on fruit consumption in adolescents. British Journal of Health Psychology, 19, 52-64.
  • Tice, D. M., Butler, J. L., Muraven, M. B., & Stillwell, A. M. (1995). When modesty prevails. Differential favourability of self-presentation to friends and strangers. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 1120-1138.
  • Vartanian, L. R., Herman, C. P., & Polivy, J. (2007). Consumption stereotypes and impression management: How you are what you eat. Appetite, 48, 265-77
  • Vartanian, L. R., Herman, C. P., & Wansink, B. (2008). Are we aware of the external factors of the external factors that influence our food intake? Health Psychology, 27, 533-538

Auteur(s) van het artikel

Facebook