Spelenderwijs Ontwikkelen: waarom ongestructureerd spelen de sleutel is tot creatieve, sociale en emotionele groei

Vraag kinderen wat ze het leukst vinden om te doen en het meest waarschijnlijke antwoord zal luiden: “Spelen!”. Tijdens het spelen geven kinderen zich over aan hun eigen nieuwsgierigheid, zonder supervisie of vooropgestelde regels. Dit ongestructureerde spel is meer dan slechts vermaak; het is de sleutel tot emotionele veerkracht, sociale competentie en creatief probleemoplossend vermogen. Te weinig spelen kan zelfs schadelijk zijn voor deze ontwikkeling. Het is daarom essentieel dat kinderen de vrijheid krijgen om te spelen. Van tikkertje tot theater en van rollenspel tot ravotten, kinderen worden ‘al spelenderwijs’ klaargestoomd voor de volwassen wereld.

 

Spelen is veel meer dan alleen plezier

Spelen is uiterst plezierig en lijkt geen directe functie te hebben, wat het makkelijk maakt om te geloven dat meer gestructureerde activiteiten, zoals school en sport, belangrijker zijn voor de vroege ontwikkeling (Vanderschuren, Achterberg & Trezza, 2016). Toch is juist de vrijheid van ongestructureerd spel - zonder agenda en geleid door de eigen nieuwsgierigheid – cruciaal voor de cognitieve en sociale groei van kinderen (Kidd & Hayden, 2015; Vanderschuren, Achterberg & Trezza, 2016).

Op school leren kinderen in hokjes denken, maar door te spelen leren ze creatief en out-of-the-box denken, waardoor ze zich flexibel kunnen aanpassen aan onverwachte situaties (Russ, 2003; Bateson & Martin, 2013). Bovendien bouwen ze tijdens het spelen een sociaal repertoire op: ze ontdekken wat acceptabel gedrag is, wie vriend of vijand is en hoe ze hun eigen behoeften kunnen afstemmen met die van anderen (Vanderschuren et al.,, 2016; Palagi, 2018). Een kind dat voortdurend haar zin doordramt en altijd de baas wil spelen, merkt al snel dat ze zonder eerlijke rolverdeling geen speelkameraatjes meer overhoudt. Spelen escaleert dan ook het vaakst tot ruzie in kinderen van 3 jaar, die nog aan het begin staan van het ontwikkelen van sociale zelf controle (Cordoni et al., 2016).

 

Van buitenspelen naar binnenblijven

Ongestructureerd spelen staat echter op het spel. Kinderen hebben nog nooit zó weinig buiten gespeeld als nu (Save the Children, 2023). Waar in de babyboomgeneratie nog 75% van de kinderen regelmatig buiten speelde, is dit aantal inmiddels gedaald naar slechts 25%. Deze dramatische afname wordt vaak toegeschreven aan overbezorgde ouders (bijvoorbeeld voor onveilige buurten), toegenomen schooluren en veel huiswerk, iets dat 50 jaar geleden nog een zeldzaamheid was (Gray, Lancy & Bjorklund, 2023). Daarnaast zitten kinderen met de komst van het internet gemiddeld vijf uur per dag achter een scherm, uren die vroeger vooral werden besteed aan vrijuit spelen met leeftijdsgenoten (AACAP, 2024). Wat de redenen ook zijn, de dramatische afname in ongestructureerd spel heeft grote gevolgen. Zo suggereert een recent onderzoek dat de huidige mentale gezondheidscrisis onder kinderen en adolescenten deels te wijten is aan het verlies aan ongestructureerd spel (Gray et al, 2023).

Afbeelding door AI
 

Hoe we door ratten meer weten over de functie van spelen

Omdat het ethisch onverantwoord is om te kijken bij kinderen hoe ze opgroeien zonder speelkameraadjes, komt de meeste kennis over de functie van spelen in de vroege ontwikkeling uit onderzoek naar dieren. Van vogels tot knaagdieren, spelen komt het meest voor tussen de kindertijd en vroege volwassenheid en in mindere mate op latere leeftijd (Kaplan, 2020; Vanderschuren et al., 2016). Vanuit een evolutionair oogpunt zou spelen zich nooit zo breed hebben ontwikkeld als het geen essentiële rol speelde in de overleving en voortplanting van de soort, vooral gezien spelen veel tijd, energie en risico’s met zich meebrengt (Bateson & Martin, 2013). Diersoorten die relatief veel spelen hebben dan ook grotere hersenen en een groter leervermogen (Gopnik, 2016).

Spelende ratten worden hierbij vaak onderzocht. Bij ratten lijkt spelen meestal op een potje stoeien, waarbij ze elkaars nek lichtjes proberen te bijten en de rol van aanvaller en verdediger eerlijk wordt verdeeld (Vanderschuren et al., 2016). Dit spelen lijkt soms op ruzie, maar ruziënde ratten proberen elkaar niet in de nek te bijten maar op de rug. Ook communiceren ratten met hoge piepgeluidjes die met het menselijke oor niet te horen zijn, waarbij 50-kHz duidt op positieve emotie en 20-kHz op negatieve emotie (Knutson, Burgdorf & Panksepp, 2002). Door het monitoren van deze social cues leren raten elkaar tevreden te houden. Is de rolverdeling uit balans en komen er negatieve 20-kHz piepgeluidjes? Dan is het spel aan het escaleren tot een ruzie en kan de speelstrategie worden aangepast. Zo leren jonge ratten (net als kinderen) door te spelen emoties te monitoren en te communiceren.

 

De gevolgen van een ratten-jeugd zonder spelen?

Dus wat gebeurd er als een rat opgroeit zonder speelkameraadjes? Als volwassenen tonen ze een verhoogde stressreactie (von Frijtag et al., 2002), slechter sociaal geheugen (Burleson et al., 2016), meer impulsiviteit (Baarendse et al., 2013) en zijn ze minder goed in het oplossen van cognitieve taakjes (Pellis et al., 2023). In plaats van een negatieve situatie te de-escaleren (bijvoorbeeld door de ander z’n zin te geven), reageren deze ratten op een manier wat de kans op een conflict vergroot (zoals té hard terug bijten). Ook vertonen ze een verminderde complexiteit in hun mediale pre frontale cortex (mPFC), een hersengebied dat, net als bij mensen, essentieel is voor zelfregulatie en het integreren van sociale informatie in besluitvorming (Stark et al., 2023). Belangrijk is dat de negatieve consequenties voor gedrag en het brein permanent zijn en later niet meer kunnen worden gecompenseerd door nieuwe speelervaringen. Spelende ratten laten ons dus zien dat het ontbreken van speelmogelijkheden leidt tot verhoogde stress en sociale problemen, wat de noodzaak van ongestructureerd spel voor kinderen benadrukt.

 

Conclusie

Kortom, zonder de speeltijd spelen we met vuur. Spelen is cruciaal om het complexe sociale landschap succesvol te leren navigeren. Het gebrek aan speelervaringen kan dan ook leiden tot blijvende negatieve gevolgen voor de ontwikkeling en het is daarom van groot belang dat spelen opnieuw de tijd en aandacht krijgt die het verdient. Spelen moet een prioriteit zijn tijdens de jeugd, niet alleen omdat het leuk is, maar omdat ongestructureerd spel de basis legt voor een flexibele, sociale en veerkrachtige generatie.  

 

Referentielijst

Amrican Academy of Child and Adolescent Psychiatry. (n.d.). Children and watching TV. Retrieved from https://www.aacap.org/AACAP/Families_and_Youth/Facts_for_Families/FFF-Gu...

Baarendse, P. J., Counotte, D. S., O'donnell, P., & Vanderschuren, L. J. (2013). Early social experience is critical for the development of cognitive control and dopamine modulation of prefrontal cortex function. Neuropsychopharmacology, 38(8), 1485-1494.

Bateson, P. P. G., & Martin, P. (2013). Play, playfulness, creativity and innovation. Cambridge University Press. https://doi.org/10.1017/CBO9781139057691

Cordoni, G., Demuru, E., Ceccarelli, E., & Palagi, E. (2016). Play, aggressive conflict and reconciliation in pre-school children: What matters? Behaviour, 153(11), 1075–1102. https://doi.org/10.1163/1568539X0003397

Derntl, B., & Habel, U. (2011). Deficits in social cognition: a marker for psychiatric disorders?. European archives of psychiatry and clinical neuroscience, 261, 145-149.

Gopnik, A. (2016). The gardener and the carpenter: What the new science of child development tells us about the relationship between parents and children. Macmillan.

Gray, P., Lancy, D. F., & Bjorklund, D. F. (2023). Decline in independent activity as a cause of decline in children’s mental well-being: Summary of the evidence. The Journal of Pediatrics, 260.

Kaplan, G. (2020). Play behaviour, not tool using, relates to brain mass in a sample of birds. Scientific Reports, 10(1), 20437.

Kidd, C., & Hayden, B. Y. (2015). The psychology and neuroscience of curiosity. Neuron, 88(3), 449-460.

Knutson, B., Burgdorf, J., & Panksepp, J. (2002). Ultrasonic vocalizations as indices of affective states in rats. Psychological Bulletin, 128(6), 961-977.

Palagi, E. (2018). Not just for fun! Social play as a springboard for adult social competence in human and non-human primates. Behavioral Ecology and Sociobiology, 72(6), 90.

Pantell, M., Rehkopf, D., Jutte, D., Syme, S. L., Balmes, J., & Adler, N. (2013). Social isolation: A predictor of mortality comparable to traditional clinical risk factors. American Journal of Public Health, 103(11), 2056-2062.

Pellis, S. M., Pellis, V. C., & Himmler, B. T. (2014). How play makes for a more adaptable brain: A comparative and neural perspective. American Journal of Play, 7(1), 73-98.

Pellis, S. M., Pellis, V. C., Ham, J. R., & Stark, R. A. (2023). Play fighting and the development of the social brain: The rat’s tale. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 145, 105037.

Russ, S. W. (2003). Play and creativity: Developmental issues. Scandinavian Journal of Educational Research, 47(3), 291-303.

Save the Children. (2023). Children today 62 percent less likely to play outside than their parents' generation. Retrieved from https://www.savethechildren.org.uk/news/media-centre/press-releases/chil...

Stark, R. A., Brinkman, B., Gibb, R. L., Iwaniuk, A. N., & Pellis, S. M. (2023). Atypical play experiences in the juvenile period has an impact on the development of the medial prefrontal cortex in both male and female rats. Behavioural Brain Research, 439, 114222.

Vanderschuren, L. J., Achterberg, E. M., & Trezza, V. (2016). The neurobiology of social play and its rewarding value in rats. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 70, 86-105.

Von Frijtag, J. C., Schot, M., van den Bos, R., & Spruijt, B. M. (2002). Individual housing during the play period results in changed responses to and consequences of a psychosocial stress situation in rats. Developmental Psychobiology, 41(1), 58-69.