Waarom We Dromen
De Dunne Lijn Tussen Droom en Daad
Er zijn veel overeenkomsten tussen het wakkere leven en de droomwereld, zowel qua inhoud als breinactiviteit. Zo dromen blindgeboren mensen nooit in beelden, dromen mensen die geen gezichten herkennen niet over gezichten en wordt de droominhoud alsmaar negatiever bij oplopende frustraties en zorgen uit het wakkere leven (Fränkl et al., 2021). Daarnaast komt de hersenactiviteit tijdens een droom - bijvoorbeeld over dansen of eten - overeen met de hersenactiviteit van een wakker persoon die dezelfde acties uitvoert (Scarpelli et al., 2022). De droominhoud hangt zelfs samen met de mate van cognitieve ontwikkeling. Zo zijn de dromen van peuters en kleuters statisch en simpel, zoals een landschap zonder beweging. Pas vanaf 6 jaar – wanneer kinderen een besef van eigen identiteit ontwikkelen - worden dromen bevolkt met karakters, sociale interacties en verhaallijnen, en krijgt het kind een participerende rol in de droom (Nir & Tononi, 2010). De droomwereld en het wakkere leven zijn dus nauw verbonden, maar hebben dromen ook daadwerkelijk een functie?
Van Goden naar Wetenschap
Volgens de oude Egyptenaren vormden dromen een poort naar de godenwereld, terwijl de psychoanalyse ze ziet als toegang tot het onderbewuste. Anderen beschouwen dromen weer als niets meer dan een hersenspinsel. Hoewel er onder droom-onderzoekers nog geen consensus bestaat over de belangrijkste functie van dromen, weten we dat ze betrokken zijn bij het verwerken en opslaan van ervaringen, het aanpassen van sociaal gedrag en het reguleren van emoties.
Zo lijken dromen een rol te spelen in het oefenen van een nieuwe vaardigheid. Deelnemers presteerden beter in een virtuele doolhoftaak wanneer ze, na een korte training in de ochtend, tijdens een middagdutje droomden over taakgerelateerde beelden, vergeleken met deelnemers die droomden over niet-gerelateerde beelden (Wamsley & Stickgold, 2018). Daarnaast zijn dromen betrokken bij het evalueren van sociale relaties en het herkennen van mogelijke bedreigingen of beloningen. Volgens de sociale simulatie theorie (SST) bieden dromen een risicoloze manier om sociale scenario’s te verkennen en nieuw gedrag uit te testen, wat kan leiden tot aanpassingen in het wakkere leven (Revonsuo et al., 2016). Dromen zoals ‘vreemdgaan van de partner’ of ‘jaloezie’ voorspellen op de dagen ná de droom minder intimiteit en meer conflict met de partner (Selterman et al., 2014). Op eenzelfde manier lijken dromen een rol te spelen in het oefenen, herkennen, en handelen naar mogelijke bedreigingen of beloningen, door gedrag (bewust en onbewust) in het wakkere leven te beïnvloeden (Revonsuo, 2000).
Last but not least: dromen kunnen functioneren als een soort nachtelijke exposure-therapie, waarbij stressvolle ervaringen in een veilige omgeving worden verwerkt. Hoe meer iemand wordt blootgesteld aan stressvolle ervaringen, hoe groter de frequentie en intensiteit van inhoud-gerelateerde dromen om deze ervaringen te verwerken (Fränkl et al., 2021). Zo droomden mensen ten tijde van de COVID-19- pandemie vaker over ‘besmetting’, ‘onzichtbare monsters’, ‘insectenaanvallen’ en ‘overvolle huizen’. In een onderzoek naar mensen met post-echtscheidingdepressie bleken de deelnemers die het vaakst droomden over hun ex-partner het snelst hersteld van hun depressie (Cartwright, 1996). Interessant is dat hoe symbolischer en dramatischer de dromen waren, hoe beter het herstelproces. Dromen hebben dus een functie, maar wanneer produceert het slapende brein deze dromen en wat maakt ze symbolisch?
Het dromende brein: een blueprint voor creativiteit
Door slapende mensen op verschillende momenten van de nacht wakker te maken en te vragen of ze vlak daarvoor droomden, weten we dat dromen het meest voorkomen tijdens de Rapid-Eye-Movement (REM) fase, hoewel ze ook soms worden gerapporteerd tijdens non-REM (Hobson et al., 2000). REM wordt gekarakteriseerd door snelle oogbewegingen, verlamde spieren, en een onregelmatige hartslag, terwijl tijdens non-REM het lichaam zich hersteld in een licht tot diepe slaap. Tijdens een normale nachtrust, wisselen deze twee slaapfases elkaar gemiddeld 5 keer af in cycli van 90 minuten. Hoe later in de nacht, hoe langer de duur wordt van REM en hoe symbolischer de dromen zijn (Malinowski & Horton, 2015). Dromen tijdens REM krijgen dan steeds meer een vreemd samenspel van elementen uit het wakkere leven, zoals frustraties op het werk, een filmster uit een recent gekeken Hollywood film, gecombineerd met het schoolgebouw uit je jeugd (Malinowski et al., 2015).
Het symbolisch karakter van de droomwereld komt door een intrigerend samenspel van hersenactiviteit. Allereerst neemt de activiteit van de default mode network (DMN) toe, ook wel het ‘fantasie-netwerk’ genoemd. Dit netwerk speelt een cruciale rol in het verbinden van emoties, herinneringen en de mensen in ons leven tot uitgewerkte verhaallijnen, en wordt doorgaans overdag actief tijdens dagdromen en zelfreflectie (Domhoff & Fox, 2015). Tegelijkertijd neemt de activiteit van de central executive network (CEN) af, dat verantwoordelijk is voor aandacht, rationeel denken en doelgericht handelen. Als laatste is het niveau van noradrenaline verlaagt, een neurotransmitter betrokken bij alertheid, waardoor het surrealistische karakter van dromen wordt versterkt (Gottesmann, 2011).
Vrij van de restricties van logica en rationaliteit, kan het dromende brein ons wakkere brein overtreffen in het vinden van creatieve oplossingen. De energie die de DMN gebruikt tijdens het dromen kan wel drie keer zo groot zijn als wat in wakkere toestand mogelijk is (Domhoff et al., 2015). In dit opzicht is het fantasie netwerk nooit zo ‘levend’ als in de droomwereld, wat nieuwe, out-of-the-box inzichten mogelijk maakt waar we nooit in ons wakkere leven op zouden zijn gekomen. Daarnaast spenderen mensen, in vergelijking met andere primaten, gemiddeld een aanzienlijk groter deel van hun slaapcyclus in REM-slaap, wat suggereert dat dromen steeds belangrijker zijn geworden in de evolutie van aap naar mens (Nunn & Samson, 2018).
Conclusie
Kortom, dromen helpen ons bij het onthouden van ervaringen, het verwerken van emoties, en het evalueren van sociale relaties. Het dromende brein vertoont tijdens REM slaap een unieke combinatie van verhoogde creativiteit en verminderd rationeel denken, wat het mogelijk maakt om nieuwe inzichten en verbindingen te leggen. Of ze nu een echo van de dag zijn, een trainingsgrond voor de toekomst of een manier om emoties te verwerken - dromen zijn veel meer dan nachtelijke hersenspinsels.
Literatuurlijst
Cartwright, R. D. (1996). Dreams and adaptation to divorce. Trauma and dreams, 179-185.
Domhoff, G. W., & Fox, K. C. (2015). Dreaming and the default network: A review, synthesis, and counterintuitive research proposal. Consciousness and cognition, 33, 342-353.
Fränkl, E., Scarpelli, S., Nadorff, M. R., Bjorvatn, B., Bolstad, C. J., Chan, N. Y., ... & Holzinger, B. (2021). How our dreams changed during the COVID-19 pandemic: effects and correlates of dream recall frequency-a multinational study on 19,355 adults. Nature and Science of Sleep, 1573-1591.
Gottesmann, C. (2011). The involvement of noradrenaline in rapid eye movement sleep mentation. Frontiers in neurology, 2, 81.
Hobson, J. A., Pace-Schott, E. F., & Stickgold, R. (2000). Dreaming and the brain: toward a cognitive neuroscience of conscious states. Behavioral and brain sciences, 23(6), 793-842.
Malinowski, J. E., & Horton, C. L. (2015). Metaphor and hyperassociativity: the imagination mechanisms behind emotion assimilation in sleep and dreaming. Frontiers in psychology, 6, 1132.
Murphy, M., Stickgold, R., Parr, M. E., Callahan, C., & Wamsley, E. J. (2018). Recurrence of task-related electroencephalographic activity during post-training quiet rest and sleep. Scientific reports, 8(1), 5398.
Nir, Y., & Tononi, G. (2010). Dreaming and the brain: from phenomenology to neurophysiology. Trends in cognitive sciences, 14(2), 88-100.
Nunn, C. L., & Samson, D. R. (2018). Sleep in a comparative context: investigating how human sleep differs from sleep in other primates. American Journal of Physical Anthropology, 166(3), 601-612.
Revonsuo, A., Tuominen, J., & Valli, K. (2015). The avatars in the machine: Dreaming as a simulation of social reality. In Open mind. Open MIND. Frankfurt am Main: MIND Group.
Scarpelli, S., Alfonsi, V., Gorgoni, M., & De Gennaro, L. (2022). What about dreams? State of the art and open questions. Journal of Sleep Research, 31(4), e13609.
Selterman, D. F., Apetroaia, A. I., Riela, S., & Aron, A. (2014). Dreaming of you: Behavior and emotion in dreams of significant others predict subsequent relational behavior. Social Psychological and Personality Science, 5(1), 111-118.